The girl next door — Jack Ketchum

Chap­ter Forty-Two

“I’m not going to tell you about this.
I refu­se to.
The­re are things you know you’ll die befo­re tel­ling, things you know you should have died befo­re ever having seen.
I wat­ched and saw.”

Aan het woord is de jon­ge David, de 12-jari­ge ver­tel­ler in de roman The girl next door. Het boek is dan inmid­dels gevor­derd tot pagi­na 291 en we nade­ren de eind­fa­se van het ver­haal. En op dat moment weet ik niet wat erger is; het niet wil­len ver­tel­len door David wat er op dat moment te gebeu­ren staat zodat ikzelf (met de hele aan­loop naar deze sce­ne nog vers in het geheu­gen) over­spoeld wordt door alle gru­we­lijk­he­den die (vol­gens mijn ‘dir­ty mind’) gaan plaats­vin­den, of toch een plas­ti­sche beschrij­ving door de ik-per­soon die tot nu toe óók aan­kwa­men als opeen­vol­gen­de stom­pen in de maag.

Uit­ein­de­lijk maakt het niet uit. Na dit kor­te hoofd­stuk gaat het ver­haal ver­der nadat dat­ge­ne heeft plaats­ge­von­den wat David niet wil beschrij­ven. En wordt blad­zij­de na blad­zij­de dui­de­lijk tot wat voor extreem geweld kin­de­ren en een vol­was­se­ne in staat zijn, en of je voor­stel­lings­ver­mo­gen in staat was om dit kun­nen (wil­len?) voor­spel­len. Ter­gend lang­zaam ont­rolt zich de ont­kno­ping die je ziet aan­ko­men, maar die je pro­beert te ont­ken­nen. Want dat mag niet, dat kan niet, dat hoort niet, dat wil je niet. Maar gebeurt toch.

Ondanks dat Jack Ket­chum het roman-ein­de iet­wat heeft aan­ge­past met een heel klein beet­je recht­vaar­dig­heid er in, gaan m’n gedach­ten tel­kens naar de meis­jes Syl­via en Jen­ny Likens die model heb­ben gestaan voor dit ver­haal geba­seerd op ware gebeurtenissen.

The girl next door is het relaas van de jon­ge David die eind jaren ’50 ergens aan de bui­ten­gren­zen van New Jer­sey woont en mee­ge­zo­gen wordt in een draai­kolk van geweld. Geweld gericht tegen twee wees­kin­de­ren die in de zomer van 1958 plot­se­ling hun intre­de doen in de bij­na geslo­ten gemeen­schap van enke­le gezin­nen aan het eind van een dood­lo­pen­de straat. De meis­jes komen te wonen in het buur­ge­zin van David, wel­ke bestaat uit een alleen­staan­de moe­der en haar drie zonen.

Ruth, de alleen­staan­de moe­der, is een vrouw waar­van bij­na ieder­een er ook wel een kent uit vroe­ger tij­den. Een moe­der waar­bij je altijd iets meer mocht dan thuis. Lan­ger tv kij­ken, een bier­tje drin­ken, een siga­re­tje roken, vloe­ken. Als jon­gen kijk je daar met bewon­de­ring naar, net zoals David uit het ver­haal. En voor­al in het begin van de roman krijgt o.a. dit aspect veel aan­dacht. Het lijkt een coming-of-age ver­haal van David, zich afspe­lend in een lan­ge zomer­va­kan­tie, en gevuld met alle beken­de nos­tal­gi­sche details die we ken­nen uit ver­ge­lijk­ba­re films die zich afspe­len in die tijd.

Maar er slui­mert al drei­ging voor­dat de wees­kin­de­ren hun intre­de heb­ben gedaan. Net­jes wor­den door Jack Ket­chum de ingre­di­ën­ten klaar­ge­zet voor het hui­ve­ring­wek­ken­de ver­haal wat zich later zal gaan vol­trek­ken. Elke beschre­ven gebeur­te­nis her­bergt een detail wat later terug­komt, en waar­van je dan denkt “zie je wel, ik zag het al van ver­re aan­ko­men”, zon­der dat het te gemaakt wordt. Want ten­slot­te is het David die als ik-per­soon terug­blikt op deze trau­ma­ti­sche epi­so­de uit zijn leven en daar­bij zoe­ken­de is naar antwoorden/tekens/verklaringen voor dat­ge­ne waar­van hij getui­ge is geweest.

En over dat­ge­ne wat zich heeft afge­speeld kan ook ik hier kort zijn. Want wat heb je met alles wat tegen­woor­dig in de krant bij­na dage­lijks aan gru­we­lijk nieuws te lezen is, nog meer nodig dan de vol­gen­de aanwijzingen:

  • 2x onge­wens­te wees­meis­jes in een gezin van moe­der met 3x zonen;
  • een vrouw die lang­zaam­aan de grip op de rea­li­teit ver­liest en al haar frusta­tie richt op de meisjes;
  • een kel­der die oor­spron­ke­lijk bedoeld was als schuil­kel­der tegen een nucle­ai­re aanval;
  • buurt­kin­de­ren die de kans krij­gen om onge­stoord en aan­ge­moe­digd door een vol­was­se­ne hun wre­de onder­lin­ge spel­le­tjes te mogen bot­vie­ren op deze meisjes;
  • een dood­lo­pen­de straat.

Uit­ein­de­lijk valt alles samen te vat­ten in het hier­bo­ven reeds beschre­ven hoofd­stuk 42. Wil je toch met eigen ogen lezen wat er in die kel­der gebeurt is, aar­zel dan niet en schaf dit boek aan.

Maar zeg niet dat ik je niet gewaar­schuwd heb.

Sub­ur­bia. Sha­dy, tree-lined streets, well-ten­ded lawns and cozy homes. A nice, qui­et pla­ce to grow up. Unless you are teen­a­ge Meg or her crip­pled sis­ter, Susan. On a dead-end street, in the dark, damp base­ment of the Chand­ler hou­se, Meg and Susan are left cap­ti­ve to the sava­ge whims and rages of a dis­tant aunt who is rapid­ly des­cen­ding into mad­ness. It is a mad­ness that infects all three of her sons — and final­ly the enti­re neigh­bor­hood. Only one trou­b­led boy stands hesi­tant­ly bet­ween Meg and Susan and their cru­el, tor­tu­rous dea­ths. A boy with a very adult deci­si­on to make.

Jack Ket­chum
The girl next door
Uit­ge­ver Lei­su­re Fic­ti­on
ISBN 9780843960976

NOW A MAJOR MOTION PICTURE