Er was eens een stukje kind in Burundi

Ter­wijl ik ver­der bla­der in de krant, kijkt het kind me aan.

Ik had nog nooit gehoord van Ruvu­mo. Er stond ver­meld dat het een stad is in het noor­den van het land. Dat zal alle­maal wel waar zijn. Is het belang­rijk? Niet zo belang­rijk dat ik het opge­zocht heb.

Dat ver­baast het kind.
Ik was toch zo geschokt? Zo verontwaardigd?
Ik wil me ver­de­di­gen. Maar besef dat het niet veel indruk zal maken.

Daar­om begin ik over het bij­ge­loof. Dat het ook een vorm van gelo­ven is, en dat alle geloof gevaar­lij­ke trek­jes heeft, zeker als het fana­tiek bele­den wordt. Daar zou hij toch mee moe­ten instem­men? Ik krijg geen antwoord.

Er hangt een zin in de lucht: “De hele buurt hoor­de zijn geschreeuw.”

Ik ver­volg snel door aan te geven dat zijn dood voor niets is geweest als er niet meer aan­dacht aan gege­ven wordt. Het kind geeft aan dat het toch wat moei­te heeft om zich te laten ver­wer­ken tot een onder­werp van een Ver­haal­Blog voor Sca­ry Corner.

De groep over­val­lers geeft aan dat ze het ver­wer­ken van een kind beter aan hen kun­nen over­la­ten. Voor­dat iemand kan rea­ge­ren, roe­pen ze in koor dat hun opmer­king een onschul­dig grap­je was. Het is maar caba­ret. Moet toch kunnen…

Omdat ik wil begrij­pen, vraag ik hen hoe ze het gedaan hebben.
Omdat ik las: “Ze sne­den het kind levend in stukken.”
Het kind begint te hui­len. Elke keer her­le­zen, bete­kent elke keer weer levend in stuk­ken gesne­den worden.
De krant had ik inmid­dels weer open­ge­sla­gen op m’n schoot. Eer­der die dag zat daar m’n klein­zoon. Samen keken we naar Sesam­straat. Alle getal­len voor hem zijn Zes. Wijs een getal aan, en hij zegt Zessss!

Ik her­lees het arti­kel en we snij­den het kind opnieuw levend in stuk­ken. Het kind is Zes­sss! En bestaat uit Zes­sss! los­se stuk­ken, of mis­schien wel Zes­sss!, of nog meer.

Nu zit ik op dezelf­de stoel en heb een in stuk­ken gesne­den kind op m’n schoot. Dat is logisch, want de lichaams­de­len zijn waar­de­vol en wor­den naar het bui­ten­land gesmok­keld en ver­kocht aan medi­cijn­man­nen. Hier is geen spra­ke van zin­loos geweld.
Geluk­kig maar, zegt het kind.

De krant wordt ver­van­gen door de lap­top. Hier gaat gru­we­lij­ke fic­tie geschre­ven wor­den, dewel­ke Sca­ry Cor­ner (zie je wel, zegt het kind) tot in haar duis­ter­ste kroch­ten zal doen huiveren.

Enke­le uren later heb ik de lap­top nog steeds op schoot, maar ben niet ver­der geko­men dan te beschrij­ven dat het kind een albi­no is. (Gebo­ren als albi­no in Afri­ka, dacht ik dat de zon m’n erg­ste vij­and was, zegt het kind.)

In de afge­lo­pen uren heb­ben zich ver­schil­len­de scenario’s voor Sca­ry Cor­ner aan­ge­diend, maar allen lopen vast op dezelf­de sleu­telsce­ne. Ik krijg het mes maar niet in dit kind gezet. Eerst moet het dood. Wan­neer het mij aan­kijkt, dan lukt het me niet.
Maar eerst dood­ma­ken kan niet, want het kind kijkt mee en is onver­bid­de­lijk. Het wil alleen mee­doen als het levend aan stuk­ken wordt gesneden.

Dat krijg ik van­avond niet voor elkaar verzonnen.
Non-fic­tie wint weer eens van fictie.
Ik kan niet meer ver­staan wat het kind zegt. Eer­lijk gezegd durf ik nog niet gaan te slapen.

~ ~ ~

Ver­bijs­terd door een bericht in NRC van 25 febru­a­ri 2009 op pagi­na 4 Bui­ten­land. Mees­te recht­se kolom hele­maal onderaan.
De stad heeft een naam. Het kind mis­schien ook. De stad valt nog te bezoeken.

Dit is de tekst van het NRC artikel:
“Een zes­ja­rig albi­no­jon­ge­tje in Burun­di is levend in stuk­ken gesne­den. Dat heeft een woord­voer­der van de poli­tie in het Afri­kaan­se land gis­te­ren ver­klaard. Een groep over­val­lers viel maan­dag een huis bin­nen in de stad Ruvu­mo, in het noor­den van het land. Ze sne­den het kind levend in stuk­ken. De hele buurt hoor­de zijn geschreeuw, aldus de woord­voer­der. Afge­lo­pen jaar zijn in Burun­di zeker acht albino‘s ver­moord. De lichaams­de­len wor­den ver­moe­de­lijk naar buur­land Tan­za­nia gesmok­keld, waar ze wor­den ver­kocht aan medi­cijn­man­nen.” (dank je Some­o­ne Els)

Hier een link naar een ver­ge­lijk­baar arti­kel bij de Wereld­om­roep (dank je Marianne)

~ ~ ~