Woensdag, 11 maart 2009

De stil­le kracht van het snoephuisje

Opnieuw zijn ze ach­ter­ge­la­ten in het don­ke­re bos.

Hans slaat zijn arm bescher­mend om Griet­je.
“Wees maar gerust. Weet je nog van die vori­ge keer? Met die kie­zel­steen­tjes? Nu heb ik brood­krui­mels gebruikt. Kijk! Daar zie ik er al een­tje lig­gen. We hoe­ven alleen maar het spoor terug te volgen.”

Hui­lend tegen zijn schou­der zegt Griet­je: “Maar wat nu als papa ons mor­gen weer mee­neemt en ons ach­ter­laat? Gaan we dan elke keer alleen naar huis? Hou­den we papa niet van zijn werk als hij ons steeds eerst ver weg moet bren­gen? En thuis­blij­ven wil ik ook niet!”

Van­uit zijn bin­nen­zak haalt Hans een zak­doek en geeft die aan Griet­je.
“Kom, droog je tra­nen, en zeg niet van die rare din­gen. Je zult zien hoe blij papa en, euh…, mama zijn om ons weer te zien. Wil je dan niet graag naar huis?”

“Ja, natuur­lijk.” Griet­je droogt haar tra­nen en even lijkt het kind in haar ver­dwe­nen en plaats te maken voor een ver­moei­de vol­was­se­ne. “Nee. Ik wil heel graag naar papa terug, maar mis­schien wil papa niet dat we thuis­ko­men. Hoe kan hij ons nou twee keer ver­ge­ten, Hans? Heeft hij het gewoon zo druk?”

“Papa heeft veel aan zijn hoofd. Hij moet hard wer­ken om elke dag weer eten voor ons te kun­nen kopen. En onze nieu­we mama heeft het te druk met van alles om papa te kun­nen hel­pen. Zoals mama vroe­ger wel altijd deed.” Bij­na onmid­del­lijk heeft Hans spijt van deze woorden.

Bij het horen noe­men van mama krijgt Griet­je iets dro­me­rigs in haar ogen. Mama. Wat lijkt het lang gele­den, maar wat voelt het dicht­bij. “Oh, Hans, kijk, zie je dat klei­ne konijn­tje daar? Aah, het kijkt ach­ter­om. Kom, ik wil hem een stuk­je vol­gen.” En Griet­je rent in de rich­ting van het konijntje.

“Griet­je! Je gaat de ver­keer­de kant op!” Maar Griet­je is al ver­dwe­nen.
Het zon­licht wat zo over­vloe­dig de open plek in het bos ver­licht, lijkt net als Hans te aar­ze­len voor de geslo­ten rij woud­reu­zen waar­tus­sen Griet­je de don­ker­te is inge­rend. Een paniek­ge­voel over­valt Hans. Dan neemt hij een besluit.

Zig­zag­gend schiet het konijn­tje tus­sen de bomen door. Af en toe lijkt hij als een veer­tje recht op en neer te sprin­gen. Als een beweg­wij­ze­r­aar die de rou­te aan­geeft. De zon aar­zelt nog steeds, maar Griet­je lijkt met een onzicht­baar draad­je ver­bon­den aan de sprin­gen­de veer. Plot­se­ling knapt de draad. De span­ning is weg. Het konijn­tje ook. Griet­je wordt over­mand door een gevoel van een­zaam­heid. Hans, waar is Hans? “HANS…!”

“GRIETJE! WAAR BEN JE?” Moei­zaam baant Hans zich een weg door de dich­te begroei­ing. Hij heeft geen idee wel­ke kant Griet­je is opge­gaan. Dan ziet ook Hans een konijn­tje weg­glip­pen ach­ter een boom. Zon­der zich te beden­ken zet Hans de ach­ter­vol­ging in. Die­per in het woud klinkt een schril gelach.”

“Ja, bes­te duo-schrij­vers, jul­lie kun­nen wel het sprook­je wil­len aan­pas­sen, maar denk je nu echt dat ik mij de kans laat ont­zeg­gen om deze tor­tels te spek­ken, bra­den en nut­ti­gen? AAHAHAAAAAA…”

~ ~ ~

Van­daag heeft Anja Bek­ke­ma een sprook­je op het Fan­ta­sie­rijk geplaatst in het kader van de Maart­op­dracht.
Het is geti­teld => De stil­le kracht van het snoep­huis­je.

Het bij­zon­de­re van het sprook­je is dat we het samen heb­ben geschre­ven.
Al in Febru­a­ri met de bus­hok­jes­op­dracht was het idee ont­staan, maar uit­ein­de­lijk pas in Maart van de grond geko­men en tot uit­voe­ring gebracht. En het was een heel leu­ke en apar­te erva­ring. Die naar meer smaakt (toch Anja?).

We laten nog even in het mid­den hoe dit sprook­je tot stand is geko­men, en ook wie wat heeft geschreven.