Een tafel vol vlinders — Tim Krabbé

Sinds tij­den heb ik weer eens een boek(je) gele­zen, en met­een een uni­cum (in mijn geval) want niet eer­der las ik het Boe­ken­week­ge­schenk in het jaar van uitgave.

De aan­lei­ding was niet anders dan dat het boek­je bin­nen hand­be­reik lag toen ik afge­lo­pen week­end iets wil­de lezen, maar tevens te lui was om op te staan. Er waren drie gegadigden:

  • Een tafel vol vlin­ders door Tim Krabbé.
  • Piep. Een klei­ne bio­lo­gie der let­te­ren door Midas Dekkers.
  • Het Diner door Her­man Koch.

In eer­ste instan­tie nam ik Het diner, maar bedacht me dat ik slechts kor­te tijd had om te lezen voor­dat ik rich­ting Eind­ho­ven moest om van een ander diner te gaan genie­ten in een luxe VIP-box in het PSV sta­di­on. Het boek van Koch vond ik te dik om in te beginnen.

Omdat er hier­door alweer enke­le kost­ba­re minu­ten waren ver­spild dan maar geko­zen voor het dun­ne­re werk. Niet lan­ger gedraald. Krab­bé gekozen.

Van Tim Krab­bé had ik ooit twee boe­ken eer­der gele­zen, name­lijk De ren­ner en Het gou­den ei. Die waren me altijd in posi­tie­ve zin bijgebleven.

Aller­eerst De ren­ner waar het bloed, zweet en tra­nen van­af spat­te in de beschrij­vin­gen van zwa­re berg­be­klim­min­gen in een wie­ler­wed­strijd. Gele­zen in een tijd toen ik zelf nog fana­tiek aan het wiel­ren­nen deed heb ik in dat boek­je pas echt ont­dekt tot wel­ke ver­schrik­kin­gen de man met de hamer in staat was.

Het gou­den ei vond ik fas­ci­ne­rend door de ijze­ren logi­ca waar­mee Krab­bé de hoofd­per­soon rich­ting z’n bizar­re lots­be­stem­ming dirigeert.

Later werk had ik ech­ter niet meer gele­zen nadat ik ooit was begon­nen en niet veel later gestrand in De ver­tra­ging. Recen­te­lijk ech­ter las ik een inter­view met Tim Krab­bé (natuur­lijk naar aan­lei­ding van de Boe­ken­week) en daar­in ver­tel­de hij zo aan­ste­ke­lijk over zijn schrij­ver­schap en the­ma­tiek, dat ik toch weer nieuws­gie­rig werd naar meer.

En nu ik dit boek­je uit heb, smaakt het nog steeds naar meer. Hoe­wel ik dit niet een ster­ker werk­je vind dan de twee eer­der genoemde.

Een tafel vol vlin­ders doet me den­ken aan een sin­gle. En dan bedoel ik zo’n gram­mo­foon­plaat­je van vroe­ger, met een A‑kant en een B‑kant. Dit boek bestaat ook uit twee delen die qua aan­tal blad­zij­den gelijk zijn. Alleen is voor mijn gevoel het twee­de gedeel­te de A‑kant. Die han­delt over Bram, een 19-jari­ge jon­gen. Bram doet hier zelf z’n ver­haal in de vorm van dag­boek­no­ti­ties. De titel van de novel­le ver­wijst naar een aan­te­ke­ning van Bram: is de laat­ste vlin­der gevlo­gen dan heeft z’n laat­ste minuut geslagen.

Het eer­ste gedeel­te heeft Fred als hoofd­per­soon. Fred is de zelf­be­noem­de stief­va­der van Bram. Zelf­be­noemd in die zin dat hij een kort­ston­di­ge rela­tie heeft gehad met Nico­lien. Zij had al een zoon­tje, Bram, waar­van de bio­lo­gi­sche vader zelf­moord heeft gepleegd. Nadat de rela­tie al snel stuk­loopt maakt Fred (slecht 22 jaar jong) de keu­ze om een omgangs­re­ge­ling te eisen en de zorg voor Bram op te nemen.

Dit gege­ven trof me als bij­zon­der. Zelf een stief­va­der van twee kin­de­ren, en inmid­dels stief­groot­va­der van een klein­zoon (met een 2de op komst) bekrui­pen mij wel eens don­ke­re gedach­ten op onver­moe­de momen­ten. Zeker toen de kin­de­ren nog jon­ger waren. Wat als m’n vrien­din zou komen te over­lij­den? Wie moest dan de zorg voor ze opnemen?

Ikzelf was hier­toe hele­maal (als van­zelf­spre­kend) bereid, maar hoe dach­ten de bio­lo­gi­sche vaders (jaze­ker, meer­voud, om de com­plexi­teit wat te ver­ho­gen) daar­over. En zou­den we dan omgangs­re­ge­lin­gen tus­sen stief- en bio­lo­gi­sche vader moe­ten rege­len? Dat vond ik een vreem­de con­struc­tie. Zul­ke gedach­ten pro­beer­de ik altijd snel te verdringen.

Fred had daar­om al snel mijn sym­pa­thie.
Wel­ke gaan­de­weg toch een stuk min­der werd.

Teveel gepre­oc­cu­peerd met het wel­zijn van Bram maakt hem een over­be­zorg­de vader. Alles van­uit de bes­te bedoe­lin­gen. Alles er op gericht dat Bram de kan­sen zou krij­gen (en nemen) die Fred aan zich had laten voor­bij gaan. Fred zou zor­gen dat Bram uniek kon zijn. Niet con­fec­tie, zoals hij het noem­de. Dat lukt maar ten dele.

Aan het begin van het boek krijgt Fred een tele­foon­tje van­uit het thuis­front. Hij is dan als schrij­ver van reis­ver­ha­len weer eens ergens ver weg. Dit keer in Sibe­rië. Het is Car­la, Fred’s hui­di­ge vrien­din. Ze vraagt of hij terug­belt wan­neer hij weer in het hotel is. Dit tele­foon­tje brengt bij Fred de meest vre­se­lij­ke visi­oe­nen naar boven dat er iets ern­stigs is gebeurd met Bram.

Omdat we gaan­de­weg het eer­ste deel te lezen krij­gen dat Bram’s vader zelf­moord heeft gepleegd, moe­ten we aan­ne­men dat Bram mis­schien wel dezelf­de weg heeft geko­zen. Waar­om Fred dat denkt, of logisch vindt, wordt mij niet geheel dui­de­lijk. Want Bram was nog wel ver­liefd gewor­den, net voor­dat Fred op reis ging.

Deze ver­liefd­heid is ook de reden dat Bram de pen (weer) oppakt en begint met z’n dag­boek­no­ti­ties. We zijn nu in het twee­de deel, de A‑kant. Hier leeft Krab­bé zich uit in de beschrij­ving van een eer­ste lief­de door de ogen van een jon­ge­man van negentien.

En ik heb geno­ten van de manier waar­op Bram/Krabbé z’n gevoe­lens voor dit meis­je onder woor­den brengt. Hoe hij alles beleeft. Ook hoe de twij­fel toe­slaat. Want Bram is eigen­lijk van plan om te gaan rei­zen. Hij was tij­de­lijk terug om wat geld te ver­die­nen. Nu weet hij het niet meer. Moet hij blij­ven en als­nog ‘con­fec­tie’ wor­den, of zijn oor­spron­ke­lij­ke plan door­zet­ten? Dilemma!

- SPOILER ALERT — SPOILER ALERT — SPOILER ALERT -

Nou ja, spoi­ler alert… Niet dat ik hier veel ver­klap. Er wordt van­af de eer­ste blad­zij­de van het boek al naar deze ont­kno­ping toe­ge­werkt. En het mag voor de oplet­ten­de lezer geen ver­ras­sing zijn dat het ver­haal ein­digt met de sug­ges­tie dat Bram zelf­moord pleegt.
De vlin­ders zijn gevlo­gen. De tijd is op. De rela­tie is over, uit.

Alleen, dat wil­de bij mij er niet echt in. Dit vind ik het min­ste aan het boek. De dwin­gen­de nood­zaak van een zelf­moord zie ik niet. Wel de gril­lig­heid en ups en downs van een zoe­ken­de puber. In z’n noti­ties valt al vaker te lezen hoe snel hij op z’n gedach­ten en beslis­sin­gen terug kan komen. Dus waar­om nu ook niet?

Ik heb er voor geko­zen om Bram te laten leven.
Het tele­foon­tje naar Fred waar het ver­haal mee begint gaat over iets onbe­nul­ligs. Of het feit dat Fred te horen krijgt dat Bram het uit­ge­maakt heeft en weer ver­trok­ken is voor z’n wereldreis.

Voor mij was de van­zelf­spre­kend­heid dat de zoon van een zelf­moor­de­naar ook dezelf­de weg kiest niet voor de hand lig­gend.
Van­we­ge deze inge­bouw­de logi­ca scoort dit boek­je voor mij lager dan De ren­ner en Het gou­den ei.

Tot­dat ik zojuist lees dat de zoon van Syl­via Plath (zelf­moord gepleegd op 30-jari­ge leef­tijd door haar hoofd in een gas­oven te ste­ken) op 47-jari­ge leef­tijd ook deze rigoreu­ze manier van levens­be­ëin­di­ging heeft gekozen.

Zou Bram dan toch…?