Hij heeft het gevonden, ‘het menschengeluk’. Zo staat in bijgevoegd gedicht beschreven. En hij moest er vierendertig jaar voor worden.
Is dat te laat? Te vroeg?
Ben je een oude man als je pas op je vierendertigste het idee hebt ‘het menschengeluk’ gevonden te hebben? Zijn de jaren ervoor dan weggegooid? Of waren ze nodig om als referentie te kunnen dienen? Zodat je het gevonden geluk beter weet te waarderen?
En wat is geluk?
Is dat wanneer je de ware liefde van je leven gevonden hebt? De jackpot gewonnen hebt? Ontsnapt bent aan de dood? Innerlijke rust in je is neergedaald middels religiositeit? De oplossing voor het wereldvoedselprobleem hebt ontdekt?
Geluk komt voor in vele vormen en je zult misschien meerdere keren in je leven (als je geluk hebt) denken dat je de gelukkigste persoon op aarde bent. Er zijn zelfs mensen die altijd geluk hebben (denk aan Guus, 2x).
Voor mij was een heel bijzonder geluksmoment weggelegd in het jaar waarin ik vierenveertig werd. Onze eerste kleinzoon werd geboren. Dat zette de wereld op zijn kop.
Inmiddels wist ik al heel lang dat ik geen vader zou worden in de strikte definitie van het woord.
De relatie die ik zo’n dertien jaar eerder had aangegaan kwam met een inboedel van o.a. twee kinderen. Na niet al te lange tijd werd het besluit genomen het daarbij te laten. In goed overleg en met volle instemming.
Belangrijk was om een goed gezin met ons 4‑en te vormen, niet om het gezin nog verder uit te breiden. Dat paste prima in mijn kleine filosofie van:
waarom nog meer kinderen op deze wereld terwijl er al zoveel zijn die aandacht en liefde nodig hebben.
Geen biologische kinderen dus voor mij. Maar wel een gezin. Met alles wat daarbij komt kijken. Zelfs het hartenbrekende moment dat de kinderen het huis verlaten. Uitvliegen, zoals ze men ook wel zegt. Op hun eigen benen gaan staan. Je kijkt er naar uit en toch weer niet.
En dan de aankondiging van zwangerschap bij je stiefdochter.
Je staart in de spiegel en probeert een opa/grootvader (klinkt allebei niet) te ontwaren. Grijs was ik allang. Rimpels zitten er ook. Een bril maakt het af. Maar dat is allemaal buitenkant.
Als je zeker weet dat niemand je ziet, oefen je hoe het is om straks een baby vast te houden. Zachtjes te wiegen. (Angstzweet wanneer je je realiseert dat je niet weet hoe je een luier moet vervangen. Want die fase was al achter de rug toen jij kwam binnenvallen…)
Voordat je het weet is het ineens zover. De telefoon gaat op een doordeweekse ochtend. Een kort bericht want er moeten nog meer mensen gebeld worden. Je laat alles uit je handen vallen en begeeft je naar het ziekenhuis. Dezelfde avond nog is het nieuwe gezinnetje alweer thuis. En staan oma en opa de afwas te doen. Elke paar minuten even checken of alles met moeder en baby goed gaat.
Weer wat maanden later. Opnieuw een doordeweekse dag. Ditmaal opadag. Iedereen is werken en jij past op. Staat met de baby in je armen voor het raam. Alles gaat al routineus en de kleine voelt zich veilig en geborgen.
Opa heeft het menschengeluk gevonden.
Zachtjes neuriet hij zijn eigen slaapliedje:
Old man look at my life,
Forty four
and there’s so much more
Wat is leeftijd? Wat is geluk? Wat maakt het uit?
De dag gaat open als een gouden roos
De dag gaat open als een gouden roos;
‘k sta aan ’t raam en zend mijn adem uit,
het veld is stil, en nauwlijks één geluid
breekt naar het koepelblauw bij tusschenpoos.
En in mijn kamer, als een donkre doos,
waarvoor de parels hangen aan de ruit,
ga ‘k heen en weer, tot waar mijn wandling stuit
en ik bij donkren wand diep peinzend poos.
Ik heb ’t gevonden, het menschengeluk,
al moest ik worden vier en dertig jaar
eer ik het vond, en ging veel trachten stuk
in spannend worstlen en ijdel gebaar.
Maar zo zeker als daarbuiten de zon de
wereld befloerst, heb ik ’t geluk gevonden.
Herman Gorter (1864–1927)
uit: Verzen (1890)