Hoe zou dat voelen?
Het begin van liefde.
Die allereerste kus.
Hand in hand over het strand.
Eindeloze gesprekken.
Samen wakker worden.
Wederzijds vertrouwen opbouwen.
Lachen, huilen, troosten.
Denken aan later.
Plannen maken.
Plannen uitvoeren.
Gelukkig met elkaar.
Een stel. Een paar.
Twee zielen verbonden.
Op een dag de ontmaskering.
Eén van de twee gaat vreemd.
Overspel met serieuze inzet. (schat, het is maar een overspelletje…)
Bedrogen met een ander.
De twijfel slaat toe.
Hoe lang was dit al aan de gang?
Vanaf wanneer waren ze geen stel, geen paar meer?
Met terugwerkende kracht brokkelt hun huis van liefde af.
De kille erosie van kennis achteraf.
Betonrot aanwezig vanaf het begin.
Toen al?
Op dat feestje?
Tijdens het uitzoeken van het huis?
Vóór die strandwandeling?
Bij de eerste kennismaking!?
Niets blijft er over.
Alles weg.
Weggeredeneerd door knagende twijfel.
Zou het zo gaan?
Ik weet het niet.
Nooit aan den lijve ondervonden. (toch? of zou nu, terwijl ik dit schrijf…?)
Ben bang dat ik ga zwelgen in zelfmedelijden.
Lonesome blues.
Hopend dat ze terugkomt.
Dat het niet waar is…
But I still love her so
And brother
Don’t you know
I’d welcome her
Right back here
In my arms
En zelf?
Nee.
Vreemdgaan is mij vreemd. (multitasken is meer iets voor vrouwen, zegt men)
~ ~ ~
Sinds ze weg is komt geen hond meer
langs, geen schaduw, geen geluid,
geen klop op de deur
maar ‘k snap nu wel waarom ze
toen wel kwame!
Toen ze d’r nog was…
hoe kan een mens zo blind zijn?
zo lang…
‘k Mocht d’r emmers lege
haar emmerknechie was ik
emmers boordevol bloed, trane
kondooms, lege verpakkinge,
kleenex, doppe van flesse,
onderbroeke; emmers vol
rege trane en tuite.
Zij ging met een vreemde
ik met de trein.
uit: Zoon van alle moeders (1988)