Ontbijt wordt door mij op doordeweekse dagen steevast overgeslagen.
Ik volg een vast ritueel na het ontwaken wat precies 30 minuten duurt. Vanaf het moment dat ik de wekker uitdruk (zo tussen 06.00 uur en 06.15 uur) doorloop ik een vast patroon. En sinds de kinderen de deur uit zijn gaat dit stukken makkelijker (vooral wat betreft de beschikbaarheid van de badkamer).
Dit zijn mijn dagelijkse 30 minuten voordat ik ga werken:
- scheren
- douchen
- tanden poetsen
- aankleden
- poezen eten geven
- brood smeren
- tas inpakken
- vertrekken
Tussen ‘poezen eten geven’ en ‘brood smeren’ geef ik I een ochtendzoen en vraag haar of ze goed geslapen heeft. Want meestal zit zij dan beneden aan haar eerste kopje koffie. Vervolgens (afhankelijk van haar dagschema) gaat zij dan naar de badkamer terwijl ik mijn brood smeer en de tas inpak. Hierna wordt er nog wat meer gekust en dan afscheid genomen. We zien elkaar dan ’s avonds weer.
Kortom, geen ontbijt thuis voor mij, laat staan een gezamenlijk ontbijt. Ontbijten doe ik pas op het werk, of soms in de auto. Maar dan alleen als ik ontzettende trek heb, want het is maar een ritje van 30 minuten. (één uur na het uit bed stappen, stap ik mijn kantoor binnen)
Wat we wel regelmatig hebben is dat Inge een avond wegblijft omdat ze de volgende dag een cursus moet geven waarvoor het lastig is ’s ochtends op tijd te arriveren. Zeker gezien de voorbereidingen die ze moet treffen op zo’n cursuslocatie. Ze overnacht dan in een hotel vlakbij.
Dat betekent dat ik het avondeten in mijn eentje nuttig. Vaak houden we daar rekening mee door de dag ervoor wat extra te koken zodat ik alleen maar het eten hoef op te warmen. Soms maak ik wat voor mezelf klaar.
Maar altijd neem ik plaats aan tafel en doe even of zij dan op haar vaste plaats zit (ja, wij zijn nog van die types die onbewust altijd op dezelfde plek aan tafel gaan zitten; en ook in onze slaapkamer hebben we een vaste bedschikking). Wens haar een goede maaltijd en begin te eten. In mijn eentje. Het smaakt altijd net iets minder. Sneller dan normaal ruim ik mijn lege bord op en verlaat de tafel.
De poezen zitten voor het raam. Wachtend op iets wat die avond niet komen gaat.
Nooit heb ik me bedacht dat dit misschien ooit realiteit kan worden mocht haar iets overkomen en ik alleen achterblijf.
Dat is iets voor later…
De dagen
Ik zit aan mijn ontbijt.
De zon valt op mijn gezicht.
Een streep
licht strekt zich langzaam uit, en raakt mijn bord.
Zo fel, dat ik
de kerven zie in het oude tafelblad.
Ik eet niet.
Ik leg mijn lepel naast mijn bord, en mijn hand op
het warme geel van de zon, die nu schijnt op de stoel tegenover
mij.
En de stoel weet op wonderlijke wijze die zon terug te
geven, zodat ik in die warmte blijf.
De hele dag. In de warmte
van jouw lege stoel.
Kreek Daey Ouwens (1942)
uit: De achterkant (2009)