Slechts luttele dagen voor zijn bruiloft kwam hij verontwaardigd binnenvallen. Hoe die bloemist op de hoek het in z’n achterlijke hoofd haalde om moeilijk te doen! Hij was toch ruimschoots op tijd voor het bestellen van een bruidsboeket!? Die bloemenbakker mocht blij zijn dat hij niet op de heugelijke dag zelf even zo’n tuiltje bloemen kwam ophalen!
Nog steeds opgewonden liep hij rechtstreeks naar de koelkast, pakte een pilsje en wierp een blik in de pan die op het fornuis stond. Bah, asperges, klonk het. Met het koude pilsje in de hand liep hij naar achter en viel neer in één van de tuinstoelen. Onderwijl had hij de krant van de tafel gegrist.
Enkele jaren eerder kwam hij me opzoeken op mijn nieuwe tijdelijke adres. Het was kort nadat mijn vriendin en ik uit elkaar waren gegaan en ik een onderkomen had gevonden bij mijn oom. Deze woonde in een verbouwde boerderij en achter op het erf stond een grote schuur waarvan het bovengedeelte omgetoverd was tot woonruimte. Zijn dochters hadden daar gewoond, maar die waren nu beiden uitgevlogen. Dat kwam mij goed uit. Met mijn weinige spullen was ik snel verhuisd en ingericht. Nog geen dag later stond hij op de stoep. Of we gingen stappen? Ik was toch weer vrijgezel?
Ik kende hem al vanaf de middelbare school, waar we allebei hortend en stotend doorheen rolden. Op sommige momenten waren we onafscheidelijk, dan weer zagen we elkaar alleen maar gedurende schooltijden. Het feit dat we allebei fanatiek voetbalsupporter van rivaliserende teams waren zorgde zeker in die periode voor de grote schommelingen in onze vriendschap.
Maar we bleven elkaar opzoeken. Ook nadat we beiden zowat gelijktijdig onze diensttijd achter de rug hadden. Met alleen maar een VWO diploma op zak en geen idee wat een volgende stap zou kunnen zijn, kwam hij met het briljante idee om in de avonduren Informatica te gaan studeren. In de praktijk betekende dat op donderdagavond te laat in de les verschijnen, en in de pauze er even tussenuit piepen om snel een borreltje in de binnenstad van Eindhoven te pakken om vervolgens daar maar te blijven hangen. De gemiste lesstof halen we in de loop van volgende week wel weer in, was de optimistische gedachte.
Drank was een rode draad in onze vriendschap, naast bijvoorbeeld al de genoemde passie voor voetbal. Eens stond hij vloekend en tierend op het erf van mijn oom omdat hij geschrokken was van de herdershonden die aldaar de boel bewaakten. De fles whiskey die hij voor me gekocht had (en welke hij toch wel grotendeels zelf zou opdrinken) had hij uit zijn handen laten vallen. Dus snel nog even naar de slijterij. Waar we aanvankelijk niets meer meekregen omdat we zo ontzettend naar de drank stonken.
Op één van die vele drankdoordrenkte avonden die ongemerkt overgingen in doorwaakte ochtenden is het ons gelukt het recept te vinden voor de perfecte, altijd werkende reactiebrief op contactadvertenties. Ja mensen, dit speelt nog in de tijd dat op zaterdag de Volkskrant vol stond met kleine ludieke berichtjes van gezelschapzoekende medemensen onder nummer. Diverse keren had hij zelf advertenties geplaatst, echter nooit reacties gekregen. Ik kon dat (toen ik die kleine wanhoopsoffensiefjes later onder ogen kreeg) wel begrijpen. Eerlijk gezegd stemde het mij optimistisch dat er geen vrouwen in NL rondliepen die zo door het leven gefrustreerd waren dat zij het nodig vonden om daar op te reageren.
Dus stelde ik hem voor om de rollen om te draaien en de advertentiepagina’s te zien als snoepwinkeltjes waar altijd wel iets lekkers te halen valt. Mits je de juiste toon wist te raken in je brief. En na lange brainstormsessies kregen we het voor elkaar om een standaardbrief te construeren die slechts met kleine aanpassingen voor elke willekeurig te kiezen advertentie gebruikt kon worden. Met gegarandeerd succes. De bewijzen heb ik in een dikke ordner ergens op zolder staan.
En zo heeft hij uiteindelijk zijn vrouw gevonden. De dag voor zijn huwelijk kwam hij nog een even langs om een koffer te lenen. Ze zouden meteen na de plechtigheid naar Schotland vertrekken. Op de dag zelf was ik getuige. Hiervoor had ik een paar uurtjes vrij genomen bij Philips en was te voet naar het gemeentehuis gelopen. Na de formaliteiten hebben we nog een kop koffie gedronken. Ik ben vergeten wie de andere getuige was.
Ik heb hen nog goede reis en veel geluk gewenst.
Ze wonen nu ergens in het Noorden en hebben kinderen. Heb ik van horen zeggen.
Net zo min als de koffer heb ik ze ooit nog gezien na die huwelijksdag.
De asperges had hij die dag trouwens gewoon smakelijk opgegeten.
Mijn beste vriend.
Antwoord
Gij leest mijn boeken; ik rook Uw sigaren.
Binnen de wanden van Uw werkvertrek
ontspint zich een geanimeerd gesprek
over problemen, die reeds lang vergeten waren.
“Mag ik dit alles vriendschap noemen?”,
hebt gij mij eens vertrouwelijk gevraagd.
Wel, ik wil U geen ogenblik verbloemen
dat Uw Bordeaux mij steeds behaagt,
ondanks het hinderlijke zoemen,
waarmee Uw ventilator mij soms plaagt.
Maar voor de rest: zeer tot genoegen.
Er zijn er, die nog ridiculer vroegen.
Johan van Delden (1919–2006)
uit: Dit is geluk.… (1944)