Goedenavond lieve luisteraars, welkom bij de eerste aflevering van ons nieuwe wekelijkse programma ‘Neiges d’antan’, oftewel ‘de sneeuw van eerjaars’. Een programma helemaal gewijd aan de vraag ‘wat zou er toch geworden zijn van die vroegere liefde, die eerste jeugdliefde’. Misschien wel die persoon waar jij heimelijk verliefd op was zonder dat iemand anders het wist.
Voordat we beginnen eerst wat achtergrond over de titel van ons programma. De frase ‘Neiges d’antan’ komt voort uit een Frans laat-middeleeuws gedicht met de titel ‘Ballade des dames du temps jadis’. Het is geschreven door François Villon en is een lofzang op befaamde vrouwen uit de vroege geschiedenis en mythologie. Eigenlijk was de naam voor dit gedicht slechts ‘Ballade’ en onderdeel van een groter werk, ‘Het Grote Testament’. Maar toen het gedicht later opgenomen werd in een bloemlezing, werd de zinsnede ‘des dames du temps jadis’, wat zoiets betekent als ‘de vrouwen van weleer’ er aan toegevoegd.
En zo kennen wij het dan ook tot op de dag vandaag. Waar ‘neiges d’antan’ steeds meer is verworden tot een hunkering naar verloren tijden.
Welnu, deze hunkering is voor ons het uitgangspunt voor een romantische en nostalgische zoektocht naar belangrijke vrouwen uit onze eigen persoonlijke geschiedenis die een stempel gedrukt hebben op ons latere liefdesleven. En dit kan natuurlijk elke vrouw zijn, zowel die struise buurvrouw alsook die pronte juf op de lagere school.
We gaan het allemaal horen van onze luisteraars, want zij zijn het die ons terug mee in de tijd zullen nemen.
En de eerste luisteraar hebben we inmiddels aan de lijn.
Met wie heb ik het genoegen?
Met Hans.
Goedenavond, Hans euh…
Gewoon. Hans.
Aha, Hans Gewoon. Haha. Grapje! Nou Hans, welkom in ons programma. Aan jou de eer om het spits af te bijten. Bij wie ga je dat doen, haha. Sorry. Welke vrouw heeft een onuitwisbare indruk op je gehad?
Karin.
Zo. Karin?
Ja, Karin.
Ook gewoon, neem ik aan, hahaha. Neem me niet kwalijk. Het zijn zeker de zenuwen bij dit nieuwe programma. Vertel eens, Hans, wie is of was Karin.
Karin was mijn eerste jeugdliefde. Maar dan zonder dat we iets hebben gehad. Ik bedoel, ik was verliefd op haar. Op afstand. Alleen op de allerlaatste dag van de middelbare school hebben we even iets gehad. Dat was op het schoolfeest na de examens.
Je zegt, even, dus daar mag ik uit concluderen dat het hierbij gebleven is?
Ja, dat klopt.
Wat is er precies gebeurd op die avond? Kwam er een ander tussen? Kregen jullie ruzie?
Ik ben weggelopen tijdens het dansen en heb haar laten staan op de dansvloer.
Weggelopen!? Tijdens het dansen!? Waarom dat dan toch? Hier willen we meer van weten, Hans. Laat de luisteraars smullen van deze dramatische ontwikkelingen!
Euh, nou, de fles wees het aan. Ik bedoel de fles was gestopt bij het punt waar ik niet verder mocht gaan met Karin. Dat had ik van te voren zo bedacht. Die fles had ook ergens anders kunnen stoppen en dan had ik niet hoeven op te stappen. Maar ja, het pakte anders uit.
Hans, je moet mij en ik denk dat ik namens alle luisteraars spreek, verontschuldigen, maar ik begrijp hier helemaal niets van. Je zegt dat er drank in het spel was waar je meer aan gehecht was dan aan het meisje waar je op verliefd meende te zijn. Dat is een verdomd lage streek, als ik het zo cru mag stellen. En je bent opgestapt en hebt dat lieve meisje in haar eentje laten staan.
Dat zal wel de laatste keer geweest zijn dat je contact met haar hebt gehad, denk ik zo.
Eerlijk gezegd, heb ik haar een tijdje op afstand gevolgd en onlangs weer gezien.
Zo, je gaat me toch niet vertellen dat je die vrouw inmiddels aan het stalken bent. We willen het hier wel gezellig en romantisch houden, Hans. Geen verknipte alcoholisten graag! Sorry, maar hier breek ik het gesprek af en na een muzikaal intermezzo hebben we een andere beller met een volgende herinnering. Hopelijk meer in lijn met dit nieuwe programma!
Maar, ik, euh…
Dag, Hans. Succes met je verdere leven. Loser!
~ ~ ~
[Hans en Karin zijn fictieve personages uit De Reünie.]
~ ~ ~
Neiges d’antan
Vanavond, ‘k ging een brief doen op de post,
zag ik een bordje met ‘Garage Kern’.
‘Is die er ook nog?’ dacht ik — en meteen
liep ‘k weer door Havenstraat en Rozenhof,
zeventien jaar, schuw, schutterig en smoorlijk
verliefd op een garagehoudersdochter.
Ze was zo rank, zo slank, keek zo serieus,
en had dan plotseling haast iets tijgerachtigs.
Soms mocht ik met haar praten. Ze las Adler
(en dat was iets bijzonders in die tijd).
Toch durfde ik haar niet te vragen of
ze een keertje met me uitging. Ik was bang
voor ’t vonken van haar ogen. God, wat zou er
toch zijn geworden van Vera de Koff?
C. Buddingh’ (1918–1985)
uit: De eerste zestig (1978)