Guardian Angel

In alle hec­tiek is het me schijn­baar ont­gaan. Pas wan­neer ik een bericht­je aan mijn vrouw wil stu­ren zie ik dat er twee nieu­we berich­ten zijn bin­nen­ge­ko­men. Het meest recen­te heeft als tekst
-Waar blij­ven jullie?-
Dat is te ver­wach­ten. Het ande­re bericht is dat niet.
-Pra­ten?
Zeg jij maar waar en wanneer.
Karin-

“Is dat een bericht­je van mama?”
“Ja. Ze vraagt waar we blijven.”
“Die is oud. Ik heb haar al een bericht­je gestuurd dat we in het zie­ken­huis zijn.”

“Pap?”
“Ja, lieverd?”
“Pap!”
“Wat? Oh ja, sor­ry, ver­geet ik het weer. Ik zal je geen lie­verd meer noe­men. Beloofd. Maar wel engel. Red­den­de engel. Want dat ben je.”
Ik pak haar ste­vig vast en druk een kus op haar hoofd.
“Bleh”, klinkt het aan de ande­re kant van me.

Ze was als een flits langs me heen gerend. Er had­den zich al wat men­sen om Luna ver­za­meld, ech­ter nie­mand scheen aan­stal­ten te maken om iets te doen. Tot­dat zij zich op haar knie­ën naast Luna liet val­len en begon met mond-op-mond bea­de­ming. Als­of ze in haar gehe­le acht­ja­ri­ge leven­tje nooit iets anders had gedaan.
Het haal­de me terug uit mijn apa­thi­sche toe­stand. Ik ont­deed me van mijn jas en leg­de die onder het hoofd van Luna. Ik zorg­de dat mijn doch­ter de ruim­te kreeg om te doen wat nodig was.

Eer­der had ze van­af haar posi­tie in het res­tau­rant gezien hoe ik bij­na aan­ge­re­den was. Hoe ik wan­ke­lend het trot­toir had bereikt. Niet had gezien dat de bestuur­ster ach­ter me aan was geko­men. Wat deze keer wel tot een bot­sing had geleidt. Ook deze keer was ik weer door­ge­lo­pen maar de vrouw was blij­ven staan. Om ver­vol­gens op het trot­toir in elkaar te zak­ken. Haar EHBO les­sen op school indach­tig had ze geen moment geaarzeld.
Dit alles had ze me ver­teld toen we weer her­e­nigd waren in het ziekenhuis.

Luna had spier­wit gezien toen de ambu­lan­ce arri­veer­de. Ze had een arm om mijn oud­ste doch­ter geklemd. Hing ver­suft tegen haar aan. Tij­dens het wach­ten raak­te ze soms toch weer bui­ten bewust­zijn. Heel af en toe begon ze zacht­jes te ijlen. Later ver­tel­de mijn doch­ter dat ze alleen maar één woord had her­haald. Het klonk als ‘Sie­ta’, ver­tel­de ze. Bij het zien van de tra­nen die con­ti­nu uit de ogen van Luna ble­ven stro­men had ze haar eigen tra­nen niet kun­nen tegen­hou­den. De woor­den­stroom van de jong­ste was voor de ver­an­de­ring eens stil­ge­val­len. Met haar duim in de mond stond ze tegen mij aan han­gend naar het tries­te schouw­spel te kijken.

Toen de zie­ken­broe­ders Luna op de bran­card wil­den leg­gen had­den ze haar slechts met veel moei­te weten te schei­den van mijn doch­ter. In haar half ver­doof­de toe­stand leek het of ze zich vast­klamp­te aan iets. We had­den geen idee wat haar beziel­de. Wel werd het dui­de­lijk voor mij dat het hele­maal niet goed ging met haar. Uit­ein­de­lijk werd beslo­ten dat het beter was dat mijn doch­ter mee zou rij­den in de ambulance.

Nu zit­ten we te wach­ten tot we mogen gaan. Er moe­ten mis­schien nog wat for­mu­lie­ren inge­vuld wor­den over de pre­cie­ze toedracht.

“Maar wat wou je vragen?”
“Of het goed gaat komen met die vrouw.”
“Natuur­lijk, liev…, engel van me. Jij hebt pre­cies gedaan wat nodig was. Ze moet mis­schien nog een paar dagen hier in het zie­ken­huis blij­ven en dan mag ze naar huis. Alles komt goed met haar.
Ze heet trou­wens Luna. Ze was ook op de reü­nie. Ik ken haar van vroeger.”
“Loe­na? Die ken ik ook!” Zes jaar en zich over­al mee wil­len bemoeien.

“Ja, van die dvd. Loe­na­tik! Toch?”

Opnieuw lees ik het bericht van Karin. Onder­tus­sen heb ik mijn besluit geno­men. Ik ga haar ant­woor­den en een afspraak maken. Om te ver­tel­len wat een onge­loof­lij­ke slap­pe­ling ik ben geweest om haar zo te ver­ra­den. Om op te biech­ten dat ik allang getrouwd ben. Dat ik dit nooit had mogen doen.
Maar ook om haar te ver­tel­len hoe­veel ik al die jaren na school van haar ben blij­ven hou­den. Hoe vaak ik aan haar gedacht heb. Wat voor stom­me inge­ving me gedre­ven had om haar zo in de steek te laten. En hoe ik getwij­feld heb om naar de reü­nie te gaan, weten­de dat het oude won­den zou open­rij­ten. Waar­om zou ik?
Waar­om zou ik alles opge­ven wat ik heb?

Ik kijk om me heen. Zie mijn jong­ste doch­ter met een ijs­je in de hand gezel­lig keu­ve­len met een bejaar­de pati­ënt. De man heeft één hand nodig om zijn rij­dend infuus vast te hou­den. De ande­re hand houdt hij voor zijn buik. Blijk­baar doet het lachen hem pijn.
Links van me zit mijn oud­ste doch­ter gecon­cen­treerd gebo­gen over haar mobiel­tje. Dit jaar gekre­gen voor haar ver­jaar­dag. Ver­woedt zit ze een sms te tik­ken. Haar avon­tuur van van­daag te delen met haar vriendinnetjes.
Ook ik begin aan een sms.
-Maan­dag?

Ter­wijl ik nadenk over een geschik­te plaats dwaalt mijn blik weer door de zie­ken­huis­hal. Waar ik bij de recep­tie een beken­de gestal­te ont­waar. Het is Jolan­da. Ze ziet mij nu ook. We zwaai­en naar elkaar. Het sms-je sla ik op als con­cept en loop naar haar toe. Op het aller­laat­ste moment besluit ik mijn uit­ge­sto­ken hand te gebrui­ken om haar tegen mij aan te trek­ken. Zon­der te weten waar­om houd ik haar vast. Het moet de ver­moei­de blik in haar ogen zijn geweest die me van plan deed ver­an­de­ren. In mijn armen voel ik haar tril­len. Ze is hoogst­waar­schijn­lijk dood­op van lan­ge dien­sten draai­en zon­der vol­doen­de rust. Ik vraag haar of alles goed is. Ze maakt geen aan­stal­ten om mij los te laten.
“Mama, mama!”
Over de schou­der van Jolan­da heen kijk ik naar de ingang van het zie­ken­huis. Daar komt inder­daad mijn vrouw binnengewandeld.

Als we later bij­ge­praat zijn is Jolan­da allang ver­dwe­nen. Het eni­ge dat ze me in het oor fluis­ter­de voor­dat ik haar los­liet was dat het haar speet en of ik het haar niet kwa­lijk wil­de nemen. Ik was te ver­bou­we­reerd om te rea­ge­ren. Pas later dron­gen haar woor­den tot me door. Ik had geen idee wat ze ermee had bedoeld.
Ter­wijl ik mijn gezin om me heen had bleef ik haar nakij­ken ter­wijl ze naar bui­ten liep. Ze keek niet meer om.

~ ~ ~

Geschre­ven voor De Reü­nie

Voor de volledigheid: 
Ik is niet Peter. 
Hans is Ik. 
Fic­tief is Hans.