Inmiddels heb ik de tekenen leren herkennen.
Vaak begint het bij de brug over de rivier die gedeeltelijk is ontrokken aan het zicht. Een nevelsluier hangt rondom de pilaren. Het wegdek lijkt te zweven boven de wolken. Auto’s duiken op, vertonen zich even en verdwijnen weer. Wanneer ik naar rechts kijk zie ik de kerktoren. Scherp afgetekend, alsof ze uit het decor is geknipt en er ietwat voor gezet is. Dan ga ook ik kopje onder. Bijna bots ik op de auto’s voor mij die bumper aan bumper, langzaamaan als op de tast, zich een weg zoeken door de stad.
Eenmaal buiten de stad ervaar ik de sensatie van het rijden door een natuurgebied. Met de raampjes open laat ik de ochtendlucht binnen. Bonnetjes, wikkeltjes, zakjes worden opgepakt door de windvlagen die vrij spel hebben. Soms waait er iets naar buiten. Het duurt niet lang voordat ook mijn hoofd wordt schoongeveegd. Er wordt alvast wat ruimte vrijgemaakt. Tenslotte moet ik ontvankelijk zijn. Later.
Anders lukt het niet. Gaat het voorbij.
Of eigenlijk, ga ik voorbij.
Maar dat overkomt mij steeds minder. Mijn antennes zijn zich steeds beter gaan ontwikkelen. Zijn gevoeliger geworden.
Na enkele kilometers maakt de weg een bocht naar links. Is men deze eenmaal gepasseerd dan heeft men slechts een ogenblik de kans om via de achteruitkijkspiegel te zien of de radiomast zichtbaar is. Alleen wanneer dit niet het geval is, weet ik dat de tekenen gunstig zijn. Deze ochtend is het weer raak.
Bij de eerstvolgende parkeerplaats laat ik de auto achter en steek het fietspad over. Het kantoor heb ik nog gebeld om door te geven dat ik deze ochtend iets later zal zijn. Toen heb ik het mobieltje uitgeschakeld.
Staande in de berm ervaar ik de stilte. Recht voor mij is het begin van een wandelroute. Op een bordje staat de afstand aangegeven. Daar kom ik echter niet voor. Ik loop een stukje naar links. Parallel aan de bosrand. Totdat ik bij de open plek kom. Die nu met mist is opgevuld.
Met de eerste stappen die ik zet in de kniehoge nevel ervaar ik dat allereerst stress mijn lichaam verlaat. Geen deadlines. Geen deliverables.
Alleen mijn schouders en hoofd zijn nu nog zichtbaar. Vastberaden loop ik verder. Weg van de wereld. En alle dagelijkse beslommeringen.
Totdat ik totaal omsloten ben. Vaag kan ik nog een enkele voorbij rijdende auto horen. Voordat horen en zien mij verlaat.
Dieper en dieper word ik opgenomen door de allesoverheersendheid. Niets bestaat nog.
En dan
alleen op de wereld
alleen in het heelal
nietigheid geeft kracht
geen goden
geen religie
eigen verantwoordelijkheid
begin is einde
minder is meer
alles is niets
Wanneer ik herboren en gesterkt het natuurgebied achter mij laat is de mist opgetrokken. De zon breekt door. Op de autoradio zoek ik een zender met muziek. Om midden in een praatprogramma te vallen. Ik hoor: “…is dan niets meer heilig?”
En knik instemmend.
Hopelijk is er niets na de dood.