‘Liefde is de dwaze overwaardering van het minimale verschil tussen het ene seksobject en het andere.’
Deze spreuk las ik in de biografie over prins Bernhard, geschreven door Annejet van der Zijl. Zij citeert hier uit het boek Vóór de zondvloed. Berlijn in de jaren twintig van Otto Friedrich:
en dan volgt bovenstaande spreuk.
Gefascineerd geraakt door dit citaat heb ik het boek van Friedrich er weer eens bij gepakt. Lang geleden had ik het een keer gelezen en herkende nu nog grote stukken, maar het hoofdstuk Ik kon me niet meer beheersen was ik vergeten. Het gaat over de misdaad in het interbellum.
Op pagina 270 staat de volgende interessante beschouwing:
‘De manier waarop mensen vermoord worden verschilt van land tot land, ook naar de periode van de geschiedenis. Het is verleidelijk om aan deze variaties in de menselijke drang tot geweld te veel belang toe te kennen, maar niettemin is het een feit dat de misdaad een spiegelbeeld is van de maatschappij. En omdat moord de meest fundamentele rechtsverkrachting is, biedt de spiegel die de moordenaar onthult het merkwaardigste spiegelbeeld. In de jaren twintig in Duitsland, een land dat de littekens droeg van het verlies van twee miljoen mensenlevens in de oorlog, is het niet onbelangrijk dat de dwangmatige misdadiger in een aantal gevallen zijn toevlucht gezocht heeft bij massamoord. Het is al evenmin onbelangrijk dat in deze tijd van honger de massamoordenaar soms zijn buren medeplichtig maakte aan massaal kannibalisme.’
Wordt gevolgd door aansprekende voorbeelden die zijn stelling onderbouwen.
In het kort: ieder volk en iedere tijd krijgt de misdadiger/moordenaar die het verdient.
Weer een stukje nuttige inspiratie voor het Eric-blog waaraan ik momenteel zit te schrijven.
~ ~ ~