Hoog in de lucht was een vliegtuig bezig om geluidloos een kras door de blauwe lucht te trekken. Tot het uiterste geconcentreerd volgde ik de kleine stip aan de wolkenloze hemel. Uit ervaring wist ik dat het funest zou zijn met de ogen te knipperen of even weg te kijken. Focussen, was het toverwoord.
Plots dook een vogel door mijn blikveld. Slechts een milliseconde was ik afgeleid, maar het was voldoende om het vliegtuig onvindbaar te maken. Voor altijd verdwenen met onbekende bestemming. Geïrriteerd bleef ik nog een tijdje in de doodstille straat om me heen kijken. Geen teken van leven.
Waarom zat ik niet in dat vliegtuig? Onderweg naar een plek alleen bij mij bekend. Niemand die me zou vinden.
Maar ook niemand die me zou zoeken.
Luidruchtig schraapte ik mijn keel voordat ik het hek opende. Het had het gewenste effect. De man die achter in de tuin bezig was om een klimplant op te binden, keek verstoord op. De donkere blik in zijn ogen verdween toen hij zijn bezoeker herkende.
Ietwat moeizaam schuifelend kwam hij op me toegelopen. Halverwege de tuin legde hij zijn lange, donkerbehaarde arm broederlijk om mijn schouder. Het was niet de eerste keer dat ik bij hem op bezoek was.
“Kom, laten we even gaan zitten in de schaduw. Het is veel te warm in de zon.”
Hij leidde me mee naar een plekje onder aan de voet van één der vele hoge bomen die in zijn tuin stonden. Ik kon me nog herinneren dat hij ze lang geleden zelf geplant had. Niet dat ik verstand had van tuininrichting maar dit woud van bomen had ik altijd misplaatst gevonden in zijn kleine tuin. Echter op meedogenloos hete dagen zoals de huidige had het zo z’n voordelen.
We namen voorzichtig plaats op de wankele terrasstoelen.
Hij keek me doordringend aan.
“Wil je wat drinken?”
Zonder mijn antwoord af te wachten riep hij een bestelling. Het leek aan niemand gericht. Maar ik wist dat het opgepikt was door zijn vrouw die binnen de kortste keren met het gevraagde zou verschijnen.
Om zijn starende blik te ontwijken nam ik de tuin wat beter in ogenschouw. Altijd viel me het contrast op van het dorre onverzorgde gazon aan de voorkant en het weelderig groene van de bomen, struiken en klimplanten achter in de tuin.
Vóór leek het doods, achter bruiste het van leven.
Op de grond huppelden konijnen. Tussen de stammen dwarrelden vlinders. Op de takken hupten vogels en eekhoorns. Als je goed luisterde kon je vaag het geluid horen van spelende kinderen uit naburige tuinen. Geen wonder dat hij graag achter in zijn tuin vertoefde.
Eén van de konijnen trok mijn aandacht. Het snuffelde over de grond en bewoog zich richting de klimplanten. Daarachter leek iets te bewegen. Ik boog wat naar voren om beter te kunnen zien.
Met een klap werden de drankjes op tafel gezet. Ik schrok ervan. Mogelijk was ik zelfs wat van mijn stoel opgeveerd.
De vrouw keek mij glimlachend aan.
“Cranberrysap is het toch? Met ijsblokjes als ik het goed onthouden heb.”
Ook de man keek mij nog steeds aan. Hij pakte een blikje bier.
“Proost!”
Ik proostte met hen en dronk gulzig van het koude drankje. Het was precies op smaak. Zoals iedere keer. Uit mijn tas haalde ik de vragenlijst. Tijd voor de formaliteiten.
Tien minuten later waren we klaar. Zoals verwacht geen bijzonderheden. Het rapport uitwerken zou me vanmiddag hooguit een kwartiertje kosten. Waren al mijn cliënten maar zo voorbeeldig.
We namen afscheid bij het tuinhekje. Toen ik hem de hand schudde keek ik heimelijk over zijn schouder naar achter in de tuin. De konijnen leken allemaal op elkaar. Ik kon niet uitmaken of er eentje verdwenen was.
De straat was leeg. Net als de lucht. Geen vliegtuig om me mee te nemen.
Dan maar naar de bushalte.
~ ~ ~
Geïnspireerd door de volgende berichten:
Nu.nl: 2 juli 2010
De Amerikaanse staat Californië betaalt 20 miljoen dollar aan Jaycee Dugard, die in 1991 als meisje werd ontvoerd en pas in augustus 2009 werd teruggevonden achter de woning van haar ontvoerder.
De volksvertegenwoordiging heeft ingestemd met een speciaal wetje waarmee de staat een tegemoetkoming uitkeert voor ”de gruwelijke beschadigde levens” van Dugard en haar twee dochters die de dader zou hebben verwekt.
NRC Handelsblad: 1 september 2009, door onze correspondent Tom-Jan Meeus
Phillip Garrido (58) stond op de openbare lijst van ex-zedendelinquenten in Californië. Hij droeg een elektronische enkelband zodat de autoriteiten elk moment wisten waar hij was. De reclassering bezocht hem tweemaal per maand sinds hij in de jaren tachtig vervroegd vrijkwam, na een veroordeling voor ontvoering en verkrachting.
Toch wist Garrido de afgelopen achttien jaar een vrouw te verbergen die hij als 11-jarig meisje ontvoerde. De kidnapping van Jaycee Dugard, nu 29, was in 1991 een nationale zaak, waaraan tientallen televisie-uitzendingen werden gewijd.
Achteraf blijkt Garrido het meisje in zijn achtertuin te hebben verstopt. Ze woonde er in enkele schuurtjes en tenten in een met zeildoek, bomen en schuttingen afgeschermde binnentuin. Op haar veertiende, kreeg ze een kind van Garrido; vier jaar later een tweede.
De politie ontving in 2006 een gedetailleerde tip van een buurvrouw, maar de sheriff hield het bij een praatje met Garrido.
De reclassering blijkt in al die achttien jaar de woning van Garrido nooit te hebben betreden.
Garrido’s naaste buurman, Dale White, vertelde een lokale krant dat het hem begin jaren negentig wel opviel dat Garrido ineens hoge bomen in zijn achtertuin had geplant – waarmee hij de verblijfplaats van Jaycee maskeerde.
Het is het Amerika dat de socioloog Robert Putnam in zijn bekende ‘Bowling Alone’ (2000) beschreef: een land waarin mensen uren achter de televisie en computer doorbrengen, maar nauwelijks nog deelnemen aan de gemeenschap. Ook buren kennen elkaar amper.
Wees eerlijk. Hoe lang zit u alweer achter de computer?
~ ~ ~
Een (ietwat herschreven) blog (oorspronkelijk geschreven op 2 september 2009).
~ ~ ~