Er zijn

 Er zijn maar wei­nig boe­ken die ik heb moe­ten dicht­slaan omdat me de moed ont­brak ver­der te lezen. In bij­na alle geval­len was het een boek geschre­ven door Bret Eas­ton Ellis. Ter­wijl ik dit schrijf ligt zijn laat­ste boek ‘Impe­ri­al Bedrooms’ pon­ti­fi­caal naast mijn lap­top. De cover toont een totaal onher­ken­baar gezicht. Het kijkt recht in de came­ra, maar van­we­ge het tegen­licht is het geheel in scha­du­wen gehuld. Ogen val­len niet te ont­wa­ren. De woor­den van de boek­ti­tel zijn er over­heen geprint. Uit het hoofd ste­ken twee hoorns, als bij een duivel.

Bin­nen­in valt te lezen dat

…the sto­ry takes on a creepy noi­rish bent as it bar­rels toward a con­clu­si­on that reveals the hor­ror that lies at the cen­ter of a tor­tu­red soul…

‘Impe­ri­al Bedrooms’ is een direct ver­volg op ‘Less than zero’ uit 1985. Het debuut van Ellis. Toen ik dit boek voor de eer­ste keer las, ergens in ’89 of ’90, kwam ik in eer­ste instan­tie niet ver­der dan hal­ver­we­ge. Niet van­we­ge expli­ciet geweld of anders­zins hor­ror­ach­ti­ge tafe­re­len (ik was al heel wat gewend), maar door de over­wel­di­gen­de leeg­heid in de leef­we­reld van de hoofdpersonen.

Zon­der mezelf ook maar in het minst te ver­een­zel­vi­gen met de deca­den­te, tot het bot ver­wen­de jon­ge­ren uit de upper­class van Los Ange­les, raak­te ik vol­ko­men uit het lood door de manier waar­op Ellis hun dage­lijk­se beslom­me­rin­gen beschreef. Los­ge­weekt van tijd en ruim­te zwe­ven ze als con­tact­ge­stoor­de zom­bies van het ene feest naar het ande­re. Een exis­ten­ti­ë­le wan­hoop lijkt bezit van hen geno­men te heb­ben. Er wordt vol­op geëx­pe­ri­men­teerd met aller­lei soor­ten ver­do­ven­de mid­de­len. Maar de apa­thie over­heerst. Uren wor­den door­ge­bracht voor de tv. Zwij­gend. Kij­kend naar MTV. Toen die nog muziek­clips ver­toon­de. Of men spreekt af bij een of ande­re lunch­room. Om elkaar ver­vol­gens mis te lopen. Want men was ver­ge­ten waar het was. Of met wie men afge­spro­ken had.

En dat was het ver­ont­rus­ten­de voor mij. Dat wat mij bij de keel greep. De knoop in m’n buik veroorzaakte.

Die ver­re­gaan­de vergeetachtigheid.

In het begin vond ik het amu­sant. De bij­na kluch­ti­ge per­soons­ver­war­rin­gen in de gevoer­de gesprekken:

“I don’t know who to go with,” Ala­na says suddenly.
“What about Cliff? Weren’t you going with Cliff?” asks Blair.
“I’m going with Cliff,” Kim says, loo­king at Blair.
“Oh, that’s right,” Blair says.
“Well, if you’­re going with Cliff, I’ll go with War­ren,” Ala­na says.
“But I thought you were going out with War­ren,” Kim says to Blair.

De lol ver­dwijnt ech­ter al snel wan­neer ik besef dat het veel die­per zit. Met een onge­mak­ke­lijk gevoel lees ik ver­der hoe de hoofd­per­soon Clay moei­te moet doen om in de twee meis­jes die hij in het ouder­lijk huis tegen­komt zijn zus­jes te her­ken­nen. Laat staan dat hij hun leef­tijd weet. Con­tact met zijn geschei­den ouders is er nau­we­lijks. Vrien­den van Clay geven regel­ma­tig aan dat ze niet weten waar hun ouders zijn. Daar­voor heb­ben ze de show­bizz­bla­den nodig.
Hoe­wel het ze eigen­lijk hele­maal niet kan sche­len. Want nie­mand is echt geïn­te­res­seerd in elkaar. Alles is gespeend van enig gevoel:

… so I tell her to come over here, sit down, and she thinks I want to hug her or some­thing and she comes over to me and puts her arms around my back and says some­thing like ‘I think we’­ve all lost some sort of feeling.’

En zo gaat het blad­zij­de na blad­zij­de door. Wat mij lang­zaam in een die­pe depres­sie­ve bui deed belan­den. Omdat het mij con­fron­teer­de met angst­beel­den die ik rond die tijd mee­droeg. Hoe­wel niet zo extreem had ik ook het idee dat ik gevoel­loos was gewor­den voor veel zaken om me heen. Net de 25 jaar gepas­seerd en al vol­op bezig met huis­je boom­pje beest­je, zag het er aan de bui­ten­kant leuk uit. Mooie lie­ve vrien­din aan mijn zij, maar onmach­tig om haar de lief­de te schen­ken waar ze recht op had. Leu­ke baan, maar niet in staat om de kan­sen te grij­pen die me voor­ge­hou­den werden.

Vaak neer­slach­tig, maar het niet wil­len toe­ge­ven en de schijn ophouden.

Ik wist toen niet (en eigen­lijk nog steeds niet) waar dit depri­me­ren­de gevoel van­daan kwam. Wel dat ik er flink last van had. En het met nie­mand durf­de of wil­de delen. Schaam­te overheerste.

Toen ik aldus in ‘Less than zero’ begon te lezen zag ik een beeld opdoe­men van mezelf, zoals mijn omge­ving mij zag. Een onge­ïn­te­res­seer­de gevoel­lo­ze kloot­zak. Ik keek in de spie­gel en gooi­de van schrik het voor­werp ver van me af. Lang bleef het boek onge­le­zen lig­gen. Tot­dat nieuws­gie­rig­heid het won en ik ver­der begon te lezen om te zien of het toch niet goed zou aflo­pen. Of er hoop was.

“Did you ever care about me?” she asks again.
“I don’t want to care. If I care about things, it’ll just be wor­se, it’ll just be ano­ther thing to wor­ry about. It’s less pain­ful if I don’t care.”

Nee, die hoop was er niet. Geen grein­tje. Less than zero.

Ter­wijl ik dit schrijf ligt zijn laat­ste boek ‘Impe­ri­al Bedrooms’ pon­ti­fi­caal naast mijn lap­top. De cover toont een totaal onher­ken­baar gezicht. Het kijkt recht in de came­ra, maar van­we­ge het tegen­licht is het geheel in scha­du­wen gehuld. Ogen val­len niet te ont­wa­ren. De woor­den van de boek­ti­tel zijn er over­heen geprint. Uit het hoofd ste­ken twee hoorns, als bij een duivel.

Bin­nen­in valt te lezen dat

… when his life car­eens com­ple­te­ly out of con­trol, he has no choi­ce but to plumb the dar­kest reces­ses of his charac­ter and come to terms with his pro­cli­vi­ty for betrayal.