Maandag, 3 januari 2011

De ver­schrik­ke­lij­ke sneeuwpop

Ach­ter de hui­zen­rij zie ik de flet­se win­ter­zon gelei­de­lijk uit beeld ver­dwij­nen. Een kwes­tie van tijd voor­dat de duis­ter­nis zal intre­den. Lan­ge scha­du­wen klau­wen als dood­se vin­gers ver­der de straat in. Hun aan­ra­king doet ver­star­ren. Hui­ve­ren. De wei­ni­ge voor­bij­gan­gers slaan hun kraag wat hoger op en zet­ten er nog eens flink de pas in. Op weg naar huis. Waar de war­me kachel wacht. De deu­ren en ramen goed geslo­ten tegen de ijzi­ge vries­tocht van een nieu­we win­ter­se nacht.

Opge­lucht haal ik adem. Het lijkt er op dat ik een dag uit­stel heb voor­dat mijn defi­ni­tie­ve ein­de daar is. Extra tijd om mijn opdracht als­nog uit te voe­ren. De vries­lucht zal me her­nieuw­de ener­gie geven. Me aan­ster­ken. Hard maken om de con­fron­ta­tie met een vol­gen­de zon­ni­ge dag aan te gaan. Maar het mag ook weer niet te koud wor­den. Want dan blijft het leeg op straat. Te leeg is niet goed. Geen voor­bij­gan­gers bete­kent geen kans op suc­ces. Dan gaat het zeker niet luk­ken mijn taak als uit­ver­ko­re­ne uit te voe­ren. Wat werd me ook alweer nage­roe­pen net voor­dat ik ver­trok? Fai­lu­re is not an opti­on! Dat was dui­de­lijk. Ik hoef­de er niet aan te den­ken om met lege han­den terug te keren. Van­nacht moet ik toe­slaan! De afge­lo­pen dagen ben ik te zeer ver­zwakt geraakt door de almaar in kracht toe­ne­men­de zon en de daar­mee gepaard gaan­de dode­lij­ke dooi.

Pro­bleem is alleen dat ik gedoemd ben tot wach­ten. Aller­eerst wach­ten tot na zons­on­der­gang. Tot­dat de uren zijn aan­ge­bro­ken waar­in ik de kracht en de gave tot mijn beschik­king heb om mijn prooi te ver­schal­ken. De don­ke­re uren tot aan het moment waar­op de zon weer haar rol als spel­breek­ster oppakt en mijn krach­ten zien­der­ogen oplos­sen in de eer­ste stra­len die mij weten te raken. En wach­ten op het onwe­ten­de slacht­of­fer. Een man of vrouw, meis­je of jon­gen, kleur en of reli­gie niet van belang, die, aan­ge­trok­ken door mijn maag­de­lijk wit­te uit­stra­ling in een zwar­te nacht, nader­bij zal komen. Uit mede­lij­den met mijn scheef­ge­zak­te wor­tel­neus of hoge hoed. De kool­tjes weg­ge­gle­den van­uit de nu lege oog­kas­sen tot op mijn inge­val­len wan­gen. Mij om het even. Zolang ze maar komen. Bin­nen het bereik van een plot­se­lin­ge wur­gen­de omhel­zing. Ste­vig genoeg om ze de adem te ont­ne­men. Neus en mond zal ik vol­stu­wen met ver­stik­ken­de sneeuw. Ze kun­nen slaan en schop­pen wat ze wil­len. Mijn lijf dempt het af. Nie­mand die hen zal horen. Alle kracht gaat ver­lo­ren. Snel raken ze uit­ge­put. Door kou bevan­gen zak­ken ze als ver­doofd in mijn armen in elkaar. Slap­pe lij­ven. Niet meer in staat zich te ver­de­di­gen. Pre­cies hoe ik ze heb­ben wil. Alleen hun ogen regi­stre­ren nog. Vol ver­bijs­te­ring kij­ken ze me aan. Niet begrij­pend zien ze hoe ik ver­der over hen heen buig. Het zicht op de maan ont­neem. Hen opneem. In mijn bin­nen­ste witste van wit. Om ooit, oh zeer bin­nen­kort ben ik bang, met mij te ver­smel­ten en heen te gaan waar­heen ik van­daan kwam. Zodat ik mijn plicht ver­vuld heb. Alles voor een hoger doel. Mij onbe­kend. Soit. De belo­ning, daar gaat het om.

Ha, kijk eens aan. Heb­ben we daar niet dat ver­ve­len­de jochie van num­mer 10. Was hij het die eer­der van­daag de euve­le moed had om mij de bezem uit de hand te slaan? Hoe onver­stan­ding, zo laat nog op straat. Waar zijn je ouders? Hm, nu maar hopen dat hij zin heeft nog meer kwat­te­kwaad uit te halen. Ja hoor, daar komt hij al aan. Kom maar jon­ge­tje, zie je hoe schuin mijn hoed op mijn gekrom­pen hoofd staat. Die wil je er best wel afruk­ken, toch? Nog een beet­je dich­ter­bij. Een klein beetje…

 

~ ~ ~

Janu­a­ri uit­da­ging Schrij­ve­la­rij: Dit keer krui­pen we in de huid van iets anders. We heb­ben genoeg sneeuw gehad om mooie, leu­ke of sexy sneeuw­pop­pen te maken.
Daar­om is de uit­da­ging voor Janu­a­ri: kruip in de huid van die sneeuw­pop. Wie heeft je gemaakt, wat heb je aan of wat heb je meegemaakt.


Reacties

  1. Carel

    als zelfs maag­de­lijk wit­te sneeuw­pop­pen al het vui­le werk opknap­pen kun je niets en nie­mand meer vertrouwen.

    1. Peter

      Ver­trouw­de jij dan nog iemand?

  2. Ellen

    ver­slon­den, ver­smol­ten en verdwenen.…

    maar in vlok­ken al hij wederkeren.…

    be awa­re!!

    Gaaf Peter!!

    1. Peter

      Kern­ach­ti­ge en juis­te samenvatting!

  3. Anneke de Bundel

    Hmm ik nu toch iets anders naar een sneeuw­pop kijken.