Woensdag, 12 januari 2011

Pad

Een man van hoop. Zo zou ik mezelf toch graag karak­te­ri­se­ren. Opti­mis­tisch, posi­tief inge­steld en altijd die gedach­te dat het ooit wel weer goed komt.
Beter wordt. Hoop doet leven. Zo ook in de lief­de. Gaat het alle­maal wat min­der, of zelfs zo ver dat ze haar kof­fers pakt en ver­trekt, dan niet bij de pak­ken neer­zit­ten. En zeker die ach­ter­deur niet op slot, want: ge wit maor nooit.” Ze kan zo mor­gen weer voor de deur staan. Dat er uit­ein­de­lijk iemand anders via de voor­deur mijn leven bin­nen­liep is een ander ver­haal. Voor een ande­re keer.

Van­daag wil ik het heb­ben over een rela­tie die dreigt uit elkaar te val­len. Niet de mij­ne. Maar de jou­we. Ja, jij die dit nu leest. Je staat me na, we ken­nen elkaar goed, en nu kom je me ver­tel­len dat het min­der tus­sen jou en je part­ner gaat. Ik schrik daar van. Natuur­lijk wil ik je opbeu­ren, je troos­ten, wat wel­ge­meen­de goe­de raad geven. Hulp bie­den. En, onver­mij­de­lijk bij­na, zou ik je wil­len zeg­gen dat het alle­maal wel goed komt. Dat je hoop moet heb­ben op een goe­de afloop. “Alles komt goed,” zeg ik en leg een arm om je schouder.

Later, als je weer naar huis bent, blijft het malen in mijn hoofd. Wat is dan die goe­de afloop? Ik pak er een boek bij waar­van de titel mij hoop­ge­vend in de oren klinkt, name­lijk De roman­ti­sche school van Alain de Bot­ton. Eén van de laat­ste hoofd­stuk­ken, geti­teld Roman­ti­sche puz­zels, begint als volgt:

“Het was een vreem­de en melan­cho­lie­ke gedach­te: het idee ‘iemand te ont­groei­en’, zoals je uit een paar schoe­nen of een over­jas groeit. Het her­in­ner­de aan een gevoels­ma­ti­ge ont­wik­ke­ling die het risi­co inhield een part­ner met een tra­ge­re gang ach­ter zich te laten.” p293 De roman­ti­sche school, Alain de Botton.

En, even verder:

“Hun affai­re was gedoemd te lij­ken op een ont­moe­ting van twee wegen die ver­schil­len­de rich­tin­gen op gin­gen; wegen die zich niet­te­min kor­te tijd (en in veel opzich­ten heel ple­zie­rig) had­den ver­e­nigd op een kruising.”

“De pijn kwam voort uit ver­schil­len in groei: hoe twee men­sen die elkaar in een ver­e­nig­baar sta­di­um ont­moe­ten met­ter­tijd kun­nen ont­dek­ken dat ze in fei­te niet dezelf­de rich­ting op gin­gen — ver­e­nig­baar­heid in één sta­di­um, die op een lan­ger, diver­gent pad slechts een toe­val­li­ge con­gru­en­tie is.” p294 De roman­ti­sche school, Alain de Botton.

Niet dat ik hier naar op zoek was. Ech­ter ik moet beken­nen dat ik denk dat het waar is. Nu ik er over nadenk sluit deze opvat­ting wel aan bij hoe ik jul­lie over de voor­gaan­de jaren heb zien ont­wik­ke­len. Uit elkaar heb zien drij­ven. Het komt ook over­een met wat je zelf aan­geeft. Wat je voelt. En niet meer voelt.

Het strookt alleen niet met mijn gevoe­lens. Ik wil niet dat jul­lie uit elkaar gaan. Ik hoop dat het goed komt tus­sen jul­lie. Dat de pijn ver­dwijnt in elkaars armen. Maar dit zegt meer over mij. Over mijn sim­plis­ti­sche wereld­beeld. Over mijn hoop. Mijn ijde­le hoop.

Het hout in de kachel is opge­brand. De kaar­sen op tafel zijn bij­na uit. Te don­ker om te lezen. Maar niet om te luis­te­ren naar de muziek die de kamer als­nog vult met warm­te en licht. En hoop. Althans voor mij.

And I belie­ve in Love
And I know that you do too
And I belie­ve in some kind of path
That we can walk down, me and you
So keep your cand­les burning
And make her jour­ney bright and pure
That she will keep returning
Always and evermore

Klik hier om de afbeel­ding om de video op you­tu­be te bekijken