20110214 — maandag

15 febr

Het sner­pen­de geluid van de alarm­klok deed hem ont­wa­ken. Ver­vol­gens duur­de het nog ette­lij­ke lang­ge­rek­te piep­to­nen voor­dat hij door had dat de geluids­bron zich niet lan­ger op het nacht­kast­je bevond. Geeu­wend boog hij zich over de bed­rand om de wek­ker te stop­pen. Kwart voor acht. Hij moest al een hele tijd in zijn slui­mer­slaap voor snooze heb­ben geko­zen. Dat zou weer een race tegen de klok wor­den om de eer­ste ver­ga­de­ring van de dag op tijd bij te wonen. Alleen de gedach­te al deed hem ach­ter­over val­len op het bed. Voor zijn gevoel was hij nog niet zolang uit de laat­ste ver­ga­de­ring van de vori­ge dag geko­men. Een tijd­lang staar­de hij naar het pla­fond. Gelei­de­lijk ver­an­der­de het licht­grij­ze vlak in een gro­te spread­sheet met tabel­len, gra­fie­ken, mijl­pa­len en dead­lines. Zijn ogen dicht­knij­pen hielp niet meer. Veel­kleu­ri­ge pro­ject­ac­ti­vi­tei­ten dan­sten door elkaar tegen een pik­zwar­te ach­ter­grond. Wrij­vend met zijn han­den in het gezicht leek het als­of hij alles weg wil­de vegen. Rui­ten­wis­sers tegen de aan­stor­men­de sneeuw. En het was pas dinsdag.

Bene­den hoor­de hij gestom­mel. Raar, ze had allang op weg moe­ten zijn naar haar werk. Op de over­loop riep hij haar naam. Geen reac­tie. Schou­der­op­ha­lend liep hij naar de dou­che en zet­te de kra­nen vol open. Hij had beslo­ten zich niet te haas­ten. Dan maar te laat. Gis­ter had hij een besluit geno­men. Nu moest hij door­zet­ten. Niet na de eer­ste nacht al met­een terug­krab­be­len. In de auto op weg naar huis was het hem dui­de­lijk gewor­den toen hij zijn mobiel­tje had uit­ge­zet. De teleur­stel­ling die uit haar stem sprak had hem tot in zijn ziel geraakt. Was het omdat hij per toe­val in het radio­pro­gram­ma Cand­le­light terecht was geko­men? Hoe dan ook, bij de eer­ste afslag naar een tank­sta­ti­on was hij gestopt en had het geluk nog een bos rode rozen te kun­nen kopen op het late tijd­stip. Daar­na had hij haar gebeld. Van zijn inge­stu­deer­de excuus waar­om hij zo laat was en hoe hij het wil­de goed­ma­ken met een week­end­je weg bin­nen­kort was niets terecht­ge­ko­men. Ze gaf aan moe te zijn en naar bed te gaan. Vol begrip had hij gezegd dat dit een goed idee was. Een­maal thuis had hij de bloe­men zorg­vul­dig in de was­bak gezet, met een bodem­pje lauw­warm water. Toen was hij ook naar bed gegaan. Haar bloot­ge­woel­de benen had hij lief­de­vol toe­ge­dekt. Het was hem menens.

In de bad­ka­mer viel hem iets op wat hij niet kon thuis­bren­gen. Ook terug op de slaap­ka­mer, nu met het licht aan, leek het hem dat som­mi­ge zaken anders dan anders waren. Rom­me­li­ger. Bene­den in de huis­ka­mer het­zelf­de gevoel. Van­uit de ach­ter­kant van zijn nek kroop een migrai­ne zijn gestel bin­nen. Op de keu­ken­ta­fel lag een brief­je. De tekst was kort en krach­tig: Te laat. De bloe­men ston­den nog in de was­bak. Bij het vol­le dag­licht zagen ze er toch heel wat ver­lep­ter uit dan gis­ter­avond. Nog zo kort gele­den en toch al zo ver weg.