20110215 — dinsdag

Hfst. 1

Omdat een slui­ten­de ver­kla­ring niet voor­han­den was kon Jaap niet anders dan con­clu­de­ren dat het wel een heel toe­val­li­ge samen­loop van omstan­dig­he­den was. Met een dof­fe klap was het lichaam voor hem op straat terecht­ge­ko­men. Had hij niet zijn pas inge­hou­den om een zojuist bin­nen­ge­ko­men sms-je te ope­nen dan zou hij hoogst­waar­schijn­lijk er naast heb­ben gele­gen. Geschokt keek hij in de open­ge­sper­de ogen van zijn vrouw. Enke­le minu­ten gele­den had hij gedacht haar auto te zien rij­den. Maar aan het stuur zat een voor hem onbe­ken­de man. In de ach­ter­uit­kijk­spie­gel zag hij de rode gezins­wa­gen uit zicht ver­dwij­nen. Het was nooit in hem opge­ko­men het ken­te­ken te checken.

Hij keek omhoog. Ze had altijd ver­teld ergens op de vier­de ver­die­ping haar kan­toor te heb­ben. Alle ramen zaten dicht. Gelei­de­lijk liet hij zijn blik ver­der omhoog klim­men. Rond­om hem heen ont­stond meer en meer tumult. Voor­bij­gan­gers kwa­men aan­ge­sneld en kniel­den naast het lichaam. Inmid­dels was hij al boven de tien­de ver­die­ping en nog steeds waren de ven­sters geslo­ten. Vast­be­ra­den zet­te hij zijn zoek­tocht voor. Ein­de­lijk, de tel was hij inmid­dels kwijt­ge­raakt, zag hij op de boven­ste eta­ge een open­staand raam waar de gor­dij­nen naar bui­ten waai­den. Er boog zich iemand naar bui­ten. Van­af zijn plek bene­den kon hij moei­lijk ont­wa­ren of het een man of vrouw was. Niet veel later ver­dween de figuur naar binnen.

Behen­dig werd er tus­sen twee uit de klui­ten gewas­sen SUV’s gepar­keerd. De chauf­feur stap­te uit. Op de ach­ter­bank zat een blon­de vrouw. Nadat ze uit­ge­stapt was maak­te ze enke­le rek- en strek­oe­fe­nin­gen. De onge­mak­ke­lij­ke lig­hou­ding gedu­ren­de het rit­je door de stad bezorg­de haar nu al spier­pijn. Ze schrok niet toen de man een hand op haar bil­len leg­de. “Kom,” zei hij. “We moe­ten opschie­ten anders mis­sen we het vliegtuig.”

Op de vijf­en­twin­tig­ste ver­die­ping vroeg Anke zich ver­twij­feld af of ze inder­daad de echt­ge­noot van Ilse op het trot­toir had zien staan. Wat deed hij in gods­naam hier? Net nu. Ze durf­de de gedach­te niet af te maken. In het kan­toor was alles nor­maal. Enke­le papie­ren waren op de grond gewaaid. Maar ver­der niets opmer­ke­lijks. Voor­zich­tig open­de ze de deur naar de gang. Een hevi­ge tocht­vlaag deed haar bij­na de klink uit de han­den trek­ken. Nie­mand te zien. Snel sloot ze de deur ach­ter zich en liep naar het trappenhuis.

Het innig ver­stren­gel­de stel stond in de rij bij de incheck­ba­lie. Een gro­te reis­kof­fer voor zich uit duwend. Van­af een plek ver­der­op wer­den ze in de gaten gehou­den door een man. Zenuw­ach­tig bleef hij con­tro­le­ren of de vrouw in de rij dezelf­de was als op de foto in zijn hand. Daar was geen mis­ver­stand over moge­lijk. Maar wie was dan die man die haar zo ste­vig vast­hield? Dat kon niet haar echt­ge­noot zijn. De echt­ge­noot van Ilse de Klerk was in de stad. Dat had hij zojuist beves­tigd gekregen.

In het trap­pen­huis was Anke op weg naar bene­den. Haar hoofd liep over van de wild­ste spe­cu­la­ties. Een­maal bij haar auto in de par­keer­ga­ra­ge aan­ge­ko­men bel­de ze het num­mer terug dat als boven­ste in de lijst inko­men­de gesprek­ken staat. Er werd bij­na onmid­del­lijk opge­no­men. Opnieuw her­haal­de ze haar vraag maar het ant­woord bleef het­zelf­de, Ilse was niet alleen op het vlieg­veld gearriveerd.

Jaap vroeg zich af waar­om zijn vrouw hem ook alweer gebeld had. Op ver­schil­len­de eta­ges waren de ramen nu wel open. Men­sen bogen zich naar bui­ten en naar bene­den om te zien waar al die con­ster­na­tie om te doen was. Som­mi­gen begon­nen te gil­len. Ruw werd hij plot­se­ling ter­zij­de geduwd door het publiek dat zich op de plek des onheils aan het ver­za­me­len was. Het zou niet lang meer duren voor­dat de poli­tie zou arri­ve­ren en orde zou aan­bren­gen in de cha­os. Voor­dat de rij­en zich slo­ten wierp hij nog een blik op het lichaam. Nie­mand die had gemerkt dat in zijn uit­ge­strek­te hand een foto ont­brak die hij tij­dens zijn val ste­vig had vast­ge­klemd. Die foto had Jaap nu in bezit. Zijn vrouw keek hem met wijd open­ge­sper­de ogen aan. Ze hing vol­le­dig naakt en inge­ni­eus inge­snoerd opge­ta­keld door katrol­len aan het pla­fond. Com­pleet weer­loos en beschik­baar voor de groep geno­dig­den om haar heen. Het was hem ook niet ont­gaan dat zijn vrouw leek te genie­ten. Hij her­in­ner­de zich dat ze hem had gevraagd haar lap­top­tas te bren­gen. Die was ze ver­ge­ten. Een toe­val­li­ge samen­loop van omstan­dig­he­den leek hem geen slui­ten­de verklaring.

~ ~ ~

Mijn niet seri­eus te nemen Hoofd­stuk 1 bij­dra­ge voor Neder­land schrijft een boek op Youzzle.nl

Een inter­ac­tief vervolgverhaal.