Momentopname
Zo was er vandaag iemand die graag had gezien dat ik opgenomen zou worden in een inrichting.
Daar denk ik dan de verdere dag geregeld over na. De eerste tijd voornamelijk over het hoe en waarom van zo’n opmerking. Echter geleidelijk aan laat ik dit triviale gedoe achter me en betreed de verlaten pleinen waar de lantaarnpalen gebukt gaan onder gebroken glas. Aandachtig bezie ik hoe ouderwets gemetselde muren op strategische plekken het aardoppervlak doorbreken. De dichtstbijzijnde nodigt me uit contact te zoeken. Langzaam laat ik me op mijn knieën zakken en leun voorover.
Verlammende kilte stroomt via mijn wang terug het dorre gras in. Twee broeders pakken me onder mijn armen en leggen me in bed. Drie lagen dekens zijn nog niet genoeg om mijn aanhoudend gebibber te stoppen. Ik ben bang dat ze met medicatie gaan beginnen. Omdat ik weet dat ik hier dan nooit meer uitkom begin ik hysterisch te gillen. De medicatie wordt verdubbeld. Het haalt niets uit.
In de kamer zit een oude man op een aan de bodem vastgeschroefde stoel. Hij komt me bekend voor hoewel ik hem slechts van de achterkant kan bezien. Ik kan mijn ogen niet van hem afhouden. De afgelopen twee dagen heb ik hem continu in de gaten gehouden. Hij beweegt niet. Slaap roept me, maar ik mag niet verslappen. Een strijd die ik niet kan winnen. Bij de eerste knippering van mijn oogleden ben ik weer alleen in de zaal.
Het licht gaat uit. In het donker voel ik hoe een leger nachtmerries in gelid komt aan marcheren. In het donker is er geen enkele bescherming. Hulpeloos ben ik onderwerp van mijn eigen donkerste angsten. En ik weet dat ik geen schijn van kans maak. Van een laatste moment helderheid maak ik gebruik de aanstichtster van deze ellende te vervloeken. Zonder haar was ik hier nooit geweest. Zonder haar hadden ze mij nooit huilend gevonden op de vloer van de badkamer.