Ik heb geen idee wat het is
Het kriebelt in mijn hoofd. En het maakt ook een beetje geluid. Zo’n ondefinieerbaar hoog toontje wat je alleen hoort als je bezig bent. In beweging. Doende met zaken. Dan hoor je iets. Ergens. In het begin heb je het niet in de gaten. Soms sla je wat van je af alsof er een lastige mug rond je hoofd zoemt. Totdat je beseft dat het geluid er nog steeds is. Niet weggaat. Je staakt waarmee je bezig bent. Blijft doodstil staan. Niets. Niets te zien. Niets te horen. Net als je jezelf weer in beweging zet hoor je het toch weer. Dus bevries je onmiddellijk in je handeling.
Doodse stilte. Maar je geeft niet op. Je stopt zelfs met ademhalen. En heel langzaam ontstijgt boven het normale suizen in je hoofd die aanhoudend hoge toon. Opgelucht haal je adem. Je bent niet gek. Het geluid was er wel degelijk. Nu nog zien te achterhalen waarvandaan het komt. Links en recht draai je om je as. De oren gespitst in alle windrichtingen om de bron te herleiden. Met weinig resultaat. De bron blijkt binnenin jezelf te zitten. Ergens in de uithoeken van je schedel waar het zacht brommend meer aandacht opeist. Dat gevoel dus.
Ik heb het leren herkennen als de contouren van een nieuwe ingeving. Een nieuw idee. Het is er al, maar tegelijkertijd is er nog helemaal niets. Mocht er iemand binnenkomen of word ik afgeleid door zaken die ik niet kan uitstellen dan bestaat de kans dat wat er ooit had kunnen zijn wegglipt. Ik moet de tijd nemen en me ontvankelijk opstellen voordat het iets kan worden tussen ons. Lukt me dat dan gaat de rest vanzelf. Gaandeweg vult mijn hoofd zich met flarden tekst. Mooie zinswendingen. Krachtige statements. Poëtische dichtregels. Ze dwarrelen in mijn beleving volkomen willekeurig door mijn hoofd. Ik mis nog de samenhang. De volgorde. Ik heb nog geen idee wat het is, maar één ding weet ik zeker: het zou wel eens een volgend blog kunnen worden.
Ik heb geen idee wat het is
maar het is vooral het licht dat we niet zien, dat nog
onderweg is naar wat we zullen zijn, of zelfs nog niet.
Het is de lucht die ons vlees nog niet heeft omhelsd,
de adem die nu nog in de bomen broedt.
Het is de stap die nog bang in dit been verborgen gaat,
niet weet waarom, laat staan waarheen.
Het is de mond die nog niemand heeft geopend,
de zin die nog niet werd geproefd, omdat het nooit
het woord is, maar telkens weer
waar het nog niet omheen past.
Stijn Vranken (1974)
uit: Wees gerust, maar niet hier (2011)