Wen d’r maar aan… — deel zoveel

Maar, maar, we kun­nen toch niet zon­der eten naar bed? We moe­ten nog tan­den­poet­sen. En slaap­kle­ren aan. En, en…
“Wen d’r maar aan!” riep ik ze nog na, nadat ik ze onder bedrei­ging van een pak slaag naar boven had gejaagd. Stel­le­tje hui­le­bal­ken. Slap­pe­lin­gen.
Tevre­den leun­de ik ach­ter­over in mijn luie stoel. De wereld was een stuk over­zich­te­lij­ker gewor­den. De huis­ka­mer was geheel van mij. Alle las­ti­ge ele­men­ten weg­ge­stuurd. Geen kri­tiek. Geen tegenspraak.

“Wen d’r maar aan!” roept Wil­ders regel­ma­tig in de Twee­de Kamer tegen ieder­een die het met hem oneens durft te zijn. Of die hem con­fron­teert met tegen­strij­di­ge uit­spra­ken van hem­zelf of mede­hui­che­laars. Het liefst had hij gehad dat ver­vol­gens de oppo­nen­ten eie­ren voor hun geld had­den geko­zen en de Kamer ver­la­ten zou­den heb­ben. Lek­ker rus­tig. Geen gezeik.

Toen ik het de eer­ste keer zag gebeu­ren tij­dens zo’n live debat op de zen­der Poli­tiek 24, schrok ik er van. Niet zozeer van de scher­pe toon, maar eer­der van de gigan­ti­sche dood­doe­ner die er aan ten grond­slag ligt. Fei­te­lijk wordt gesug­ge­reerd dat enig debat niet meer nodig is. De ‘wen-d’r-maar-aan’-zegger kan doen en laten wat hem/haar goed­dunkt en alle kri­tiek op onjuist, onheus, onre­de­lijk, onlo­gisch gedrag wordt onmo­ge­lijk gemaakt: “Gis­te­ren leid­de uw rede­ne­ring tot stel­ling A, maar van­daag beweert u pre­cies het omge­keer­de. Dat klopt toch niet?” “Wen d’r maar aan.” “Vol­gens uw par­tij­pro­gram­ma zou u ach­ter beleid C staan en beleid D per­ti­nent niet onder­steu­nen, en nu …” “Wen d’r maar aan.” “Mag ik u wij­zen op …” “Dat mag, maar wen d’r maar alvast aan dat ik me d’r ver­der niets van aantrek.”

En tot mijn schaam­te ben ik er aan gewend geraakt. Aan de niet afla­ten­de stroom van hate­lijk­he­den, gro­ve uit­la­tin­gen, racis­tisch getin­te kri­tiek, oprui­en­de taal, van extre­me dom­heid getui­gen­de rede­ne­rin­gen, bot­te inter­rup­ties, popu­lis­ti­sche one-liners, val­se beschul­di­gin­gen en opzich­tig gedraai.

Maar boven­al ben ik gewend geraakt aan de stui­ten­de incom­pe­ten­tie bin­nen de PZ-afde­ling van de Par­tij Voor de Ver­deeld­heid (PVV) voor wat betreft de gere­kru­teer­de Wil­ders-adep­ten. Het was slechts een kwes­tie van tijd voor­dat een nieuw geval­le­tje op het vlak van onzorg­vul­dig gescreen­de pvv-aan­bid­ders met een dis­cu­ta­bel ver­le­den naar bui­ten zou komen. In de lan­ge rij die hem voor­gin­gen kan van­daag met trots Machiel de Graaf toe­ge­voegd wor­den. En ik advi­seer hem bij deze alvast dat hij wat mij betreft geen enke­le moei­te hoeft te doen een en ander goed te pra­ten. Wij zijn er al lang aan gewend, dus een sim­pel “Wen d’r maar aan” vol­staat. We zul­len onze mond wel houden.

En zijn er dan toch las­ti­ge lie­den die een grein­tje kri­tiek dur­ven te heb­ben, dan kun­nen die altijd nog een spuit­je krij­gen (spon­so­red by Expertcleanics).