Dondersteeg

Als­of de dui­vel je op de hie­len zit, zo hard ren je door de ver­la­ten stra­ten. De echo van je voet­stap­pen wordt gesmoord door de gestaag val­len­de regen. Nat­te slier­ten haar in je ogen belem­me­ren het zicht. Slechts een kwes­tie van tijd voor­dat je zult strui­ke­len over een los­zit­ten­de stoep­te­gel of anders­zins hin­der­lijk obsta­kel. Maar je moet door. De belan­gen zijn te groot.

Dan doet een oor­ver­do­ven­de knal je abrupt stil­staan. Hap­pend naar adem zie je hoe de hemel lang­zaam rood kleurt. Geen goed teken. Een besluit is snel geno­men. Met bon­zend hart keer je op je schre­den terug tot bij die smal­le steeg waar je zojuist zo reso­luut aan voor­bij bent gerend. Je weet ook wel waar­om.
Ech­ter de tij­den zijn aan het ver­an­de­ren. Je zult wel moe­ten wil je niet verliezen.

Onder ver­wen­sing van alles waar je een hekel aan hebt zet je opnieuw aan voor een lan­ge spurt. Het is opge­hou­den met rege­nen. Bij de eer­ste de bes­te flin­ke plas glij je half uit en zwikt je enkel dub­bel. Grom­mend van de pijn zak je op de grond. Een blik­sem­schicht zet de steeg van voor tot ach­ter in een fel­geel schijn­sel. Voor­dat je je ogen afschermt zie je nog net hoe een zol­der­raam wordt open­ge­gooid. Het valt moei­lijk te ver­staan wat er je toe­ge­schreeuwd wordt wan­neer een vol­gen­de serie don­der­sla­gen de stad doet ram­me­len. Ter­wijl het dui­de­lijk wordt dat je je enkel eer­der gebro­ken lijkt te heb­ben dan ver­zwikt gaan op ver­schil­len­de plek­ken nu de lich­ten aan en wor­den ramen geo­pend. Een zwak gehuil klinkt uit meer­de­re kelen. De scher­pe pijn­scheu­ten ver­bij­tend strom­pel je gebo­gen ver­der. Een gebro­ken enkel is wel de min­ste van je zor­gen. Je bent in Dondersteeg!


Geef een antwoord