Schatje — Eric: Seizoen 1

Een stuip­trek­king die door heel z’n lijf golft doet Eric met een schok ont­wa­ken. Het voel­de als­of hij een trap­tree mis­te. Eén tree die­per te gaan ter­wijl je denkt dat je de bega­ne grond hebt bereikt. De illu­sie dat de bodem onder je van­daan wordt getrok­ken. Gedes­o­ri­ën­teerd tast hij met bei­de han­den om zich heen. Z’n lin­ker vindt de ver­trouw­de koel­te van een mes, rechts stuit hij op de warm­te van een lichaam. Hij ver­schuift een stuk­je naar links, grijpt het mes bij het hand­vat en heft z’n arm omhoog. Klaar om toe te ste­ken. Z’n ogen begin­nen gewend te raken aan de duisternis.

Eer­der dan dat hij de con­tou­ren van het vorm­lo­ze lichaam van z’n vrouw her­kent, was daar al het erger­nis­wek­ken­de zach­te gesnurk van haar. Lang­zaam laat hij z’n arm zak­ken. Aar­ze­ling besluipt hem. Waar­om nu niet met­een ook haar afma­ken? Deze vrouw waar hij zo van walgt, en die het tegen­over­ge­stel­de is van alles waar hij naar op zoek is. Even laat hij het lem­met rus­ten op de plek in haar hals waar hij de belang­rijk­ste levens­aders ver­moedt. Los­jes lig­gend in z’n hand gaat het mes mee op de dei­ning van haar adem­ha­ling. Hij voelt zich mach­tig. Heer en mees­ter van de situ­a­tie. Totaal ver­he­ven boven dit schep­sel in haar bela­che­lij­ke nacht­kle­dij. Tot­dat de ver­moeid­heid in hem daalt. Z’n oog­le­den wor­den zwaar.

Het was een lan­ge nacht geweest. Een­tje waar­in het man­ne­lij­ke slacht­of­fer vol­gens plan­ning was, en de onge­plan­de razer­nij niet meer ver­ras­send te noe­men. De rit naar huis ging maar net goed. Ver­schei­de­ne keren was hij bij­na in slaap gedom­meld. Met moei­te had hij z’n kle­ren in de was­ma­chi­ne gegooid en gedoucht. Het dou­chen had hem enigs­zins opge­frist maar de aan­blik van z’n vrouw maak­te dat onge­daan. Woe­dend had hij zich op haar gewor­pen. De ont­la­ding was uit­ge­ble­ven. Het mor­mel had het niet eens in de gaten gehad. 

‘Deze keer heb je geluk, schat­je’, mom­pelt hij nog ter­wijl hij zich weer omdraait. Het mes duwt hij onder het matras. Daar­na zakt Eric terug in een die­pe slaap.

Moniek ont­waakt enke­le secon­den later. Reeds een tijd­je lag ze in een soort van half­slaap. Af en toe meen­de ze haar man te voe­len of te horen. De laat­ste tijd sliep hij erg onrus­tig. Waar­schijn­lijk pro­ble­men op het werk. Ook van­nacht was hij weer laat thuis­ge­ko­men. Maar hoe laat hij ook terug­keer­de van zulk nach­te­lijk over­werk, altijd nam hij tijd voor haar. Ook deze keer was hij bij het bin­nen­ko­men van de slaap­ka­mer bij haar gaan lig­gen en had­den ze seks gehad. Vaak sliep ze nog als hij ’s nachts naar bed ging, deze keer was ze ech­ter wak­ker. Ze had gezien hoe hij aar­ze­lend op haar toe was gelo­pen om haar niet met­een wak­ker te maken. Vol pas­sie had hij haar geno­men, en ze was blij met haar nieu­we nacht­ja­pon die ze eer­der die week gekocht had. De schat was alleen niet klaar­ge­ko­men. Te moe van het over­werk waar­schijn­lijk. Wij­se­lijk had ze daar niets over gezegd maar gedaan of ze het niet merkte.

Ze staat op en loopt naar de bad­ka­mer. Op de over­loop ver­mijdt ze het in de wand­spie­gel te kij­ken. Met haar blo­te voet duwt ze een hand­doek die op de grond lag tot voor de wc. Zo houdt ze haar voe­ten warm voor als ze dade­lijk weer in bed zal stap­pen. Haar han­den plaatst ze onder haar bil­len op de wc-bril. Lek­ker warm. De nieu­we tatoe­a­ges op haar onder­arm hoeft ze op deze manier ook niet te zien. Ter­wijl ze uri­neert kijkt ze naar de patro­nen in de don­ker­brui­ne vloer­te­gels. Iets wat ze al doet zolang ze kan her­in­ne­ren. Een aan­tal vas­te figuur­tjes doemt op uit de wir­war van lijn­tjes en punt­jes. Altijd zijn ze daar voor haar. Zo ver­trouwd en zo betrouw­baar. Alleen lij­ken som­mi­ge deze keer iet­wat anders van vorm. Moniek buigt zich wat voor­over en ziet enke­le klei­ne spatjes. Ze tilt haar bil op. Met haar rech­ter­wijs­vin­ger strijkt ze door één zo’n vlek­je. Het voelt plak­ke­rig. Ze houdt de vin­ger dich­ter bij haar ogen om beter te kun­nen zien wat het nu pre­cies is. Het lijkt wel bloed. Even kijkt ze gedach­te­loos voor zich uit. Enke­le woor­den die ze had gehoord tij­dens haar ont­wa­ken, drin­gen zich aan haar op: ‘geluk…’ en ‘schat­je…’. Reso­luut staat ze op, trekt haar slip omhoog en pakt een spons en schuur­mid­del. Op het dou­che­gor­dijn en de dou­che­te­gel­tjes zaten ook bloed­spatjes, zo ziet ze nu. Haar schat zal zich wel bezeerd heb­ben tij­dens z’n over­werk van­nacht, denkt Moniek, en begint te boenen.

Een kwar­tier­tje later stapt ze weer in bed. Haar man ligt met de rug naar haar toe. Ze kust hem op z’n ach­ter­hoofd en dekt hem iets ver­der toe. Haar man. Haar lie­ve schat.