Genoeg was het!

Met vol­le kracht sloeg hij op het dash­board. “Genoeg!” En nog eens. “Genoeg! Ze bekijkt het maar!” Hij begon er van te kwij­len. Besmuikt keek hij om zich heen maar de straat was ver­la­ten. Nog­maals liet hij zijn vuist neer­ko­men op het dash­board. Er tril­de ergens iets. Dat was hem zojuist ook al opge­val­len. Zou er wat los zit­ten? Deze keer duw­de hij met zijn ande­re hand tegen het zwar­te kunst­stof ter­wijl hij zijn pijn­lij­ke rech­ter­hand tus­sen de benen geklemd hield. Niets tril­de of ram­mel­de. Opnieuw werd hij kwaad. “Het komt alle­maal door haar! Ik heb er genoeg van!” In de ach­ter­uit­kijk­spie­gel zag hij zichzelf.

Veel min­der kwaad dan hij zich voel­de. Of was hij min­der kwaad dan hij dacht? Hij ver­zonk in gedach­ten. Niet veel later stap­te hij uit de auto. Er was geen weg terug, hij zou haar de waar­heid gaan ver­tel­len. Het was genoeg geweest.

In de ach­ter­tuin lag de kat van de buren tus­sen de plan­ten te sla­pen. Als zijn vrouw dat zag, zou ze hem opdra­gen het beest te ver­ja­gen en zelf bij de buren langs­gaan om luid­keels beklag te doen. Snel pak­te hij wat brok­jes uit het gehei­me plek­je in de schuur. De kat had het al gehoord en kri­oel­de miau­wend om zijn benen. Stil­le­tjes lok­te hij haar mee naar de schut­ting, waar hij haar oppak­te en voor­zich­tig aan de ande­re kant los­liet. Hij hoor­de hoe de buur­vrouw van­uit de open­staan­de tuin­deu­ren de kat vrien­de­lijk toe­sprak. Met de ogen dicht bleef hij staan luis­te­ren. Stel­de zich voor dat hij die kat was. Dat hij zo thuis ont­van­gen zou wor­den. Lief­de­vol. Waar­om zou zo’n dier het beter heb­ben dan hij? Waar­om? Wat was daar de die­pe­re reden van?

Hij ver­man­de zich. Hoog­ste tijd om de zaken eens gron­dig uit te spre­ken. Het kon zo niet langer.

Bin­nen zat zijn vrouw aan de tele­foon. Op zijn ‘Hal­lo schat’ gaf ze een kort knik­je terug. Eén blik op het aan­recht leer­de hem dat er nog niet gekookt was. De rom­mel in huis waar hij zich van­och­tend al zo aan geër­gerd had bleek niet opge­ruimd. Naast de bank waar­op zijn vrouw zat te bel­len lagen enke­le plas­tic tas­sen. Op de tafel voor haar een sta­pel kle­ren. Nieuw, te zien aan de prijskaartjes.
Lang­zaam liet hij zich in zijn luie stoel zak­ken. De tv stond afge­stemd op een Tell Sell zen­der. Het geluid op mute. Hij sloot lang­zaam zijn ogen en dacht hoe hoog het hem alle­maal zat. Hoe genoeg hij van alles had. Maar hij dacht ook aan de kat van de buren. Hoe die nu mis­schien wel op de schoot van de buur­vrouw lag. Het kop­je diep weg­ge­stopt tus­sen haar benen. Snor­rend van geluk. Hij begon er een beet­je van te kwijlen.