In het boek ‘Everything is illuminated’ door Jonathan Safran Foer, komt een zekere Yankel op een goede (voor hem slechte) dag thuis en vindt een briefje bij de voordeur. Het is geschreven door zijn vrouw en aan hem gericht. De tekst is kort en vooral krachtig: ‘I had to do it for myself.’ Het blijkt dat ze is vertrokken met een andere man.
Yankel is er kapot van. Zijn vrouw was zijn eerste liefde en hij kan zich geen leven voorstellen zonder haar.
He couldn’t bear to live, but he couldn’t bear to die. He couldn’t bear the thought of her making love to someone else, but neither could he bear the absence of the thought.
(p.45)
Hij blijft achter met het briefje als laatste tastbare bewijs dat zij ooit samen waren. Maar het briefje is tevens het bewijs dat zij niet meer langer samen zijn. Het leidt tot eenzelfde innerlijke verscheurdheid.
And as for the note, he couldn’t bear to keep it, but he couldn’t bear to destroy it either. So he tried to lose it.
(p.45)
[…]
But it was always there.
Elke keer weer duikt het briefje op. Onontkoombaar. Gelijk het leven zelf kan hij er niet aan ontkomen. Kan hij het niet vergeten.
But like his life, he couldn’t for the life of him lose the note. It kept returning to him. It stayed with him, like a part of him, like a birthmark, like a limb, it was on him, in him, him […]
(p.45)
In die zin is het briefje een symbool geworden voor wat in algemene zin een eerste liefde is. Onvergetelijk. Onontkoombaar.
Zo zal Yankel die eerste liefde altijd met zich mee blijven dragen. Tot aan zijn dood.
Ik had het boek allang uit kunnen hebben, maar tijdens het lezen bladerde ik regelmatig naar deze passages terug. Op de een of andere manier hadden de woorden, of de strekking ervan mij geraakt. Vooral het aspect van het willen vergeten, maar tegelijk niet willen vergeten sprak me aan.
Ook ik heb een eerste liefde gekend. En ben nu gelukkig zonder haar.
Maar vooral de eerste tijd na het uit elkaar gaan streden de gevoelens tussen wel of niet willen vergeten om voorrang. Nooit zou je haar meer willen zien, en tegelijkertijd heb je er alles voor over om haar weer in je armen te kunnen sluiten om opnieuw te kunnen beginnen. Tegen beter weten in. Het is niet voor niets fout gegaan.
Gaandeweg ebt dit weg en begint een volgende fase in je leven. Je ontmoet je tweede liefde, en misschien wel een derde. Het leven lacht je weer toe en je voelt je gelukkig. Totdat plotseling, totaal onverwacht, het ‘briefje’ opduikt. Ergens tussen de bladzijdes van een oud fotoalbum of op de zolder van je ouderlijk huis tussen de verhuisspullen die je daar zolang had opgeslagen. Je dacht haar vergeten te zijn. Haar een plekje te hebben gegeven. Misschien wel uit je leven verbannen te hebben. Omdat je tenslotte verder moest. Zonder haar. Maar daar is ze weer. Even mooi en verleidelijk. In alle pracht en praal. Right in the face. Gevloerd en knock-out laat ze je zonder verder nog om te kijken, achter.
En jij? Jij kijkt haar na, je afvragend hoe je haar ooit kon vergeten.
Hoe je haar ooit kan vergeten.
Moet vergeten.