Van mij — Eric & Sofie: Seizoen 2

Roer­loos als een havik loe­rend naar een prooi hangt de scher­pe punt enke­le mil­li­me­ters boven het huid­op­per­vlak. Pori­ën staan niets­ver­moe­dend uit­no­di­gend open. Licht­blon­de dons­haar­tjes raken gehyp­no­ti­seerd door het sta­tisch veld en strek­ken zich uit naar boven. Haast teleur­ge­steld zak­ken ze weer in, wan­neer als­nog de punt een beet­je naar links beweegt. Een bete­re posi­tie aan­neemt. Wach­tend op het juis­te moment.

Gecon­cen­treerd zoekt Eric naar de juis­te plek om te begin­nen. Hij weet dat het moei­lijk, zoniet onmo­ge­lijk is nog te cor­ri­ge­ren wan­neer de eer­ste aan­zet niet goed is. Dan wordt het een smeerboel.

Plot­se­ling geheel zelf­ver­ze­kerd stoot hij reso­luut het koe­le staal in het wij­ken­de vlees. Zoals zo vaak heeft Eric de fysie­ke gewaar­wor­ding dat wan­neer het ver­zet breekt hij dit kan voe­len in zijn vin­ger­top­pen. Een lich­te elek­tri­sche schok die door zijn lichaam trekt. De over­ga­ve. Het zich eigen maken. Toe-eige­nen van ander­mans lichaam.

Een drup­pel bloed welt op. Hij likt zijn lippen.

Ver­stoord door een geluid van bui­ten kijkt Eric op van zijn werk. Een vracht­wa­gen die met veel kabaal door de straat rijdt. Onder zich voelt hij hoe de vrouw zich uit haar benar­de posi­tie pro­beert te bevrij­den. Hij zet wat meer druk met bei­de knie­ën en laat zich wat ver­der voor­over zak­ken. Een zach­te bries door het open raam doet zijn bezwe­te rug ver­kil­len. Als het weer stil is kijkt Eric naar zijn vor­de­rin­gen. Hij is bij­na klaar.

Eric staat schuin ach­ter Moniek. Zijn han­den heeft hij gebald tot vuis­ten. Het liefst zou hij ze rond haar hals leg­gen en die lang­zaam dicht­knij­pen. Dit als straf voor het waar­de­lo­ze voor­stel om een keer­tje samen naar het zwem­bad te gaan. Hoe had hij kun­nen instemmen?

Over haar schou­der kijkt hij geër­gerd naar de lan­ge rij die schui­fe­lend in een traag tem­po zich rich­ting de glij­baan voort­be­weegt. Vol afschuw over­ziet hij de vele slap­pe ble­ke lij­ven. Zelfs de aller­jong­sten scha­men zich niet voor hun vet­kwab­ben. Zie ze daar staan op die trap, de los­ers. Opge­won­den joe­lend voor­dat ze in de don­ke­re tun­nel verdwijnen.

Hij krijgt een visi­oen van de glij­baan als een enor­me gehakt­mo­len waar het min­der­waar­di­ge vlees in ver­werkt wordt. Om bene­den als gehakt uit­ge­spuwd te wor­den in een poel van don­ker­rood schui­mend bloed. Hoe heer­lijk zou het zijn daar een duik in te kun­nen maken. Drij­vend in een lauw­war­me soep van ver­ma­len vlees en bot­ten. Dik­ke smur­rie die als nat­te slier­ten zee­wier tus­sen de vin­gers glijdt. Onbe­wo­gen kijkt hij toe als som­mi­gen uit de rij pro­be­ren te vluch­ten. Glib­be­rend over de nat­te tegel­vloer ren­nen ze rich­ting uit­gang maar wor­den gena­de­loos door de bewa­kers het bad in gesla­gen. Proes­tend komen ze boven water. Daar­na kok­hal­zend wan­neer ze besef­fen wat ze heb­ben bin­nen­ge­kre­gen. Gor­ge­len­de gelui­den wan­neer een haak in hun hals ver­dwijnt en ze weer op het dro­ge wor­den getrok­ken. De paniek slaat over op de wach­ten­de menig­te. Het gegil is oorverdovend.

“Hé, loop eens door, eikel!”

Voor­dat Eric zich om kan draai­en, ver­volgt de stem:

“Als je niet durft, pus­sy, move dan een fuc­king eind op. Kun­nen wij verder.

Ver­baasd kijkt Eric de jon­ge­man aan die hem nu pas­seert, en met zijn vrien­din aan de hand vóór Moniek in de rij gaat staan.

Eric voelt dat Moniek wat dich­ter tegen hem aan gaat staan. Hij hoort haar sus­sen­de woord­jes uit­spre­ken. Bang dat ze is, dat hij een sce­ne gaat maken. Maar hij is zich niet bewust van de bele­di­gin­gen aan zijn adres. Hij heeft alleen maar oog voor het meis­je aan de hand van de opge­scho­ten slun­gel. Bei­den zijn rij­ke­lijk ver­sierd met tatoe­a­ges. Ech­ter twee sprin­gen er voor hem uit. Tus­sen haar schou­der­bla­den staat met zwie­ri­ge let­ters ‘Made in Hol­land’. En boven haar bil­len in een iets klei­ne­re let­ter ‘Eigen­dom van Wesley’. Een erec­tie zwelt op in zijn boxershort.

Een aan­tal dagen later sluit hij de deur van hun rij­tjes­huis. In het zwem­bad was het niet moei­lijk geweest om te zien welk kluis­num­mer het sleu­tel­tje had dat ze aan haar pols droeg. Zon­der moei­te had hij later die mid­dag het kluis­je open gekre­gen en het huis­adres achterhaald.

Nu wan­delt hij in het don­ker van de nacht op zijn gemak terug naar waar hij de auto eer­der heeft ach­ter­ge­la­ten. In de tas die hij draagt zit­ten twee bloe­de­ri­ge lap­pen. Zorg­vul­dig had hij ze uit­ge­sne­den. Daar­na had hij er nieu­we stuk­ken vel voor in de plaats genaaid. Zo kon ze weer met een scho­ne lei begin­nen, mocht ze weten te her­stel­len. Wesley had geen bezwaar gemaakt.

Sinds die tijd was zijn fas­ci­na­tie alleen maar gro­ter gewor­den voor de in zijn ogen meest sim­pe­le manier om ander­mans lichaam te clai­men. Door het er gewoon op te tatoe­ë­ren. Waar­om had hij hier niet eer­der aan gedacht? Met­een had hij de beno­dig­de instru­men­ten aan­ge­schaft. Bij zijn Moniek had hij kun­nen expe­ri­men­te­ren. Ruim­te genoeg. Voor­lo­pig had hij zich beperkt tot een­vou­di­ge voor­stel­lin­gen die hij op inter­net gevon­den had. Hij had het snel in de vingers.

Maar hij brak zijn hoofd over een pas­sen­de tekst die hij op zijn slacht­of­fers kon ach­ter­la­ten. Zijn eigen naam was uit­ge­slo­ten. En een alter vond hij hele­maal niets. Uit­ein­de­lijk was ook hier de oplos­sing subliem in een­voud: ‘Van mij’.

Een slacht­of­fer had hij snel op het oog. Maar toen, mid­den in de voor­be­rei­din­gen, had de komst van Sofie zijn wereld op de kop gezet en de plan­nen com­pleet doen wijzigen.

Het con­tact op afstand met Sofie had hem ver­rast. Snel werd dui­de­lijk dat Sofie meer dan alleen een seri­al grou­pie was, ze had ook daad­wer­ke­lijk de smaak van het moor­den te pak­ken. Mee­do­gen­loos had ze zijn opdrach­ten uit­ge­voerd. De foto’s die hij kreeg door­ge­stuurd van haar laat­ste proe­ve van bekwaam­heid had­den hem op een idee gebracht.

Van­daag was het zover. ‘s Mid­dags had hij zich terug­ge­trok­ken op zijn stu­deer­ka­mer. De inge­lijs­te tek­sten die boven zijn bureau hin­gen gaven hem ook nu weer de juis­te inspi­ra­tie. Na een laat­ste rou­ti­ne­check kon het beno­dig­de gereed­schap inge­pakt wor­den. Daar­na nam hij een kou­de douche.

Stipt om zeven uur betrad hij de slaap­ka­mer. Zon­der haast te maken ont­deed hij zich van zijn kle­ding. Pak­te de spul­len uit de tas en ging toen schrij­lings over de vrouw zit­ten die op haar buik op bed lag. Nadat hij over­tuigd was van de juis­te plek begon hij met zijn werk.

Een voor­bij dave­ren­de vracht­wa­gen haalt hem slechts kor­te tijd uit zijn con­cen­tra­tie. Hij is bij­na klaar. Met vas­te hand diri­geert hij de naald in juis­te banen. De let­ters geeft hij zwie­ri­ge krul­len mee. Iets wat hij pas onlangs heeft geleerd. Tevre­den bekijkt hij het resultaat.

Twee woor­den om aan te geven dat dit lichaam van eige­naar ver­wis­seld is.

Hij pakt de came­ra en maakt een foto van de tekst. Daar­na nog een­tje, maar dan zon­der flits, zodat de tekst beter te lezen is. Een laat­ste foto van iet­wat meer afstand, zodat ook het gezicht van de vrouw goed te zien is. Daar­na ver­zendt hij de foto’s en de nieu­we opdracht naar het adres wat alleen bij Sofie en hem bekend is.

Uit­ge­put laat hij zich ach­ter­over op bed val­len. Tevre­den met zich­zelf kan hij niet nala­ten zacht­jes te grin­ni­ken. Ein­de­lijk heeft hij een vei­li­ge manier gevon­den om zich van die irri­tan­te zeug te ont­doen. Gek wordt hij de laat­ste tijd van haar. Zie ze daar nu staan draai­en voor de spie­gel om te kun­nen lezen wat er in haar nek staat. Nee, lenig is ze niet. Dom wel.

Onwe­tend dat hij haar op een pre­sen­teer­blaad­je heeft aan­ge­bo­den. Bin­nen­kort zal haar lot beze­geld wor­den, ter­wijl hij zich­zelf een ali­bi zal ver­schaf­fen. Geni­aal. Hij moet er nog har­der om lachen.

Moniek kijkt hem wan­ho­pig aan.

“Wat staat er nu pre­cies, Eric? Ik kan het niet goed zien. Het lijkt wel of er ‘Voor jou’ staat. Klopt dat?”

“Klopt.”

“Maar hoe­zo? Ik begrijp het niet.”

“Geeft niets,” zegt Eric ter­wijl hij opge­staan is en Moniek terug naar het bed trekt. Min­zaam kijkt hij haar aan alvo­rens haar om te draaien.

“Dat komt nog wel.”

Ruw werkt hij zich bij haar naar bin­nen. De let­ters begin­nen te dan­sen voor zijn ogen.