Superheld

Wan­neer hij voor zijn gevoel zeker wist dat zijn ouders dach­ten dat hij sliep kroop hij zacht­jes uit bed en open­de het slaap­ka­mer­raam. Voor­zich­tig klom hij op de ven­ster­bank. Niet omdat hij bang was te val­len of hoog­te­vrees had, maar om er voor te zor­gen dat de gor­dij­nen van­we­ge de inval­len­de tocht niet teveel gin­gen wap­pe­ren waar­door er mis­schien spul­len zou­den omval­len. Het was belang­rijk geen enkel geluid te maken wat er toe kon lei­den dat zijn ouders zou­den komen kij­ken wat hij toch alle­maal aan het doen was.

Geze­ten in het raam­ko­zijn keek hij naar bene­den. Nie­mand te zien. Voor hem lag het plein­tje waar­aan zij woon­den er ver­la­ten bij. De enke­le straat­lan­taarn straal­de een zwak licht uit. Bij som­mi­ge hui­zen aan de over­kant was het licht nog aan. Soms bene­den in de woon­ka­mer, maar vaker op de boven­ste ver­die­pin­gen. Lang­zaam richt­te hij zich op en moei­zaam balan­ce­rend luk­te het hem om het raam tot op een kier te slui­ten. Nog een­maal keek hij naar bene­den voor­dat hij zich afzet­te en de don­ker­te tege­moet sprong.

Hoog boven de hui­zen vloog hij nu rond. Links zag hij het voet­bal­veld waar ze eer­der op de dag nog sma­de­lijk had­den ver­lo­ren. Daar had hij niets aan kun­nen doen. Over­dag ont­bra­ken hem de spe­ci­a­le krach­ten die zich pas bij het inval­len van de nacht open­baar­den. Hij stel­de zich voor hoe hij de held van de dag had kun­nen zijn wan­neer hij alleen maar… Maar mis­schien was het wel beter zo. Als schle­miel die elke bal alleen maar ver­keerd wist te raken zou nie­mand ver­moe­den dat hij ’s nachts een geheel ander per­so­na­ge was. Het was een per­fec­te dek­man­tel. Hoe­wel hij soms wel al zijn super­krach­ten zou wil­len rui­len om, al was het slechts voor één dag, ook eens de popu­lai­re jon­gen te kun­nen zijn.

Ver­der vloog hij, rich­ting de volks­buurt waar hij gebo­ren was. Zijn oude huis stond er inmid­dels niet meer. Gesloopt. Dat had hij ook niet kun­nen voor­ko­men. Alle voor­be­rei­din­gen dat ze zou­den gaan ver­hui­zen van­we­ge de aan­staan­de sloop had hij niet mee­ge­kre­gen. Het was uit de lucht komen val­len. Zomaar op een avond de mede­de­ling dat ze bin­nen­kort een nieuw huis zou­den betrek­ken in een vinex wijk in aan­bouw aan de rand van de stad. Enke­le weken later was het zover en moest hij in een vreem­de omge­ving op zoek naar nieu­we vriendjes.

Maar het huis van zijn groot­ou­ders stond er nog wel. Daar bleef hij altijd een tijd­je boven han­gen. Het zou niet nog een keer­tje gebeu­ren dat ze ’s nachts beroofd gin­gen wor­den ter­wijl hij ergens anders de held uithing. Dat zou zijn oma zeker niet meer over­le­ven. Het had nu al weken geduurd voor­dat ze van­uit het zie­ken­huis weer naar huis mocht. Snel dacht hij aan iets anders en nadat hij zeker wist dat het vei­lig was her­vat­te hij zijn tocht rich­ting school.

Bij het school­plein aan­ge­ko­men liet hij zich­zelf zacht­jes neer­ko­men voor de hoofd­in­gang. Het gebouw was in com­ple­te duis­ter­nis gehuld. Maar hij kon alles zien als bij vol dag­licht. Met een klein hup­pel­spron­ge­tje kwam hij weer los van de grond en vloog zon­der moei­te dwars door de deur naar bin­nen, het gebouw in. Daar zweef­de hij door de gan­gen van lokaal naar lokaal. Onge­hin­derd. Onge­stoord. Nie­mand die tegen hem aan liep. Nie­mand die hem ach­ter­na riep. Zijn tas afpak­te. Hem liet strui­ke­len. Dat zou hij hen nu betaald kun­nen zet­ten. Als ze er zou­den zijn. Maar het gebouw was ver­la­ten. In het lokaal waar afge­lo­pen week de peri­o­die­ke ten­ta­mens waren afge­no­men liet hij zich opnieuw op de grond neer­zak­ken. Hij zocht de plek op waar hij geze­ten had. Op het lege tafel­tje voor hem zag hij de goe­de ant­woor­den nu wel voor zich. Maar wat had hij er aan? Wat moest hij met al deze gaven? ’s Nachts wan­neer ieder­een lag te sla­pen. En de eni­ge die gered moest wor­den nu niet te red­den was?

Moei­zaam maak­te hij zich los van de depri­me­ren­de omge­ving. Het was tijd om nog wat hel­den­da­den te ver­rich­ten voor de nacht voor­bij zou zijn.

Tegen de och­tend kwam hij bij zijn kamer terug. Net voor­dat zijn vader hem kwam wek­ken viel hij ein­de­lijk in slaap. Het zou weer een zwa­re dag worden.

~ ~ ~

Vroe­ger ver­slond ik sta­pels strip­boek­jes met aller­lei super­hel­den. En ’s nachts droom­de ik dan er zelf een­tje te zijn. Maar zelfs in mijn dro­men viel het me zwaar om de held te zijn. De droom hier­bo­ven heb ik nooit gedroomd. Mijn groot­ou­ders zijn bij mijn weten bij­voor­beeld nooit beroofd. Het is eer­der om te illu­stre­ren dat ik mijn ‘pro­ble­men’ van over­dag mee­nam mijn dro­men in, zon­der er ver­der wij­zer van te wor­den. Ik was gewoon een tob­be­rig jon­ge­tje, dat het goed wist te ver­ber­gen door de hele dag de pal­jas uit te hangen.

N.a.v. de nieu­we VPRO-serie ‘Beeld­ver­haal’ moest ik hier weer aan den­ken. De twee­de afle­ve­ring van zater­dag­avond ging name­lijk geheel over superhelden.

Vol­gens mij was ik een super­held in de geest van Mar­vel Comics

De super­hel­den­strips van Mar­vel kwa­men erom bekend te staan dat ze zich veel meer focus­ten op de karak­ters van per­soon­lijk­he­den van de hel­den dan voor­gaan­de strips. Dit was voor­al het geval bij Spi­der-Man. In plaats van per­fec­te hel­den voer­de Mar­vel meer hel­den met klei­ne gebre­ken op, die soms zelfs totaal niet leken op de tra­di­ti­o­ne­le helden.

Wil je meer weten over de opkomst van de ame­ri­kaan­se strip­blaad­jes­cul­tuur met die typi­sche super­hel­den, lees dan de gewel­di­ge roman ‘The ama­zing adven­tu­res of Kava­lier & Clay’, door Michael Chabon.

De laat­ste tijd lees ik trou­wens weer wat vaker strips. Dat is begon­nen toen ik bij toe­val een ‘oude vriend’ tegen­kwam. Of ik zelf nog ooit het teken­pot­lood ter hand neem is weer een geheel ander ver­haal.