Wie bent u dan?

De tele­foon ging. Het num­mer dat ver­scheen op het dis­play her­ken­de ik niet, maar het was geen afge­schermd num­mer, dus ik nam op.

“Met Peter Pel­le­naars”, zei ik met vol­le overtuiging.
Het bleef even stil aan de ande­re kant van de lijn. Toen klonk aar­ze­lend “Met wie?”

Ik her­haal­de mijn naam. Nog steeds over­tuigd van mezelf.
Weer die kor­te stil­te. “Ik had eigen­lijk iemand anders verwacht.”

Ergens bij mij van bin­nen begon er iets te ver­schui­ven. Ik besloot te gaan zit­ten voor­dat ik het gesprek zou voort­zet­ten. “Wie had u dan eigen­lijk ver­wacht?” was de vraag die ik het meest voor de hand vond liggen.

Stil­te. Ech­ter geen dood­se. Ik hoor­de wat gekraak. Als­of de per­soon aan de ande­re kant van de lijn een papier­tje in de hand had en dit tij­dens het gesprek zat op te frommelen.
Er werd een naam genoemd. Die van mijn vrien­din. Op dat moment her­ken­de ik de stem aan de lijn. Het was onze nieu­we poetsvrouw.

“Zij is niet thuis, maar geeft de hele dag cur­sus.” Ik merk­te hoe de vast­be­ra­den­heid weer in mijn stem sloop. Daar­om voeg­de ik er nog aan toe, “In het zui­den van het land.”

Omdat ik nu voor­be­reid was op de stil­te die onder­tus­sen al was inge­tre­den nam ik de tijd om wat rond te kij­ken. Van­uit mijn stoel kon ik een stuk van de tuin zien. Mus­sen en mezen zaten gezel­lig te eten van de voe­der­bol­le­tjes die ik eer­der op de och­tend bui­ten had gehan­gen. De zon lachte.

“Wilt u een bood­schap door­ge­ven?” Nog steeds die aar­ze­ling in de stem.
“Natuur­lijk!” Die bij mij in geen vel­den of wegen te beken­nen was.
“Kunt u het opschrij­ven?” De aar­ze­ling werd opge­vuld met wantrouwen.
“Natuur­lijk!” Loog ik, dus het wan­trou­wen was terecht.
“Zeg maar dat Toos, de schoon­maak­ster, niet op don­der­dag kan. Schrijft u het op? Maar wel op woensdag…”
Ik onder­brak haar. “Woens­dag is goed.”

Bui­ten moest er iets onver­wachts zijn voor­ge­val­len, want de vogels vlo­gen ver­schrikt alle kan­ten de tuin uit. Deze keer was met de groot­ste inspan­ning geen geluid te horen in de vol­le­di­ge stil­te die nu aan de ande­re kant van de lijn heerste.

Het leek me raad­zaam om wat meer info te geven en dit­maal noem­de ik de naam van mijn vrien­din. “Zij is mor­gen de hele dag in Gro­nin­gen.” Nog meer info. Alles om tegen­wicht te geven aan de nu lang­zaam­aan ver­stik­ken­de stil­te. Ik stond op van de stoel en draai­de me weg van het venster.

“Wie bent u dan?”

Ach­ter mijn rug brak het raam uit zijn spon­ning en viel met veel geraas op de grond. Stuk­jes glas spron­gen omhoog waar­van enke­le diep mijn rug bin­nen­dron­gen. Uit de gaten die zo gesla­gen wer­den stroom­de al snel het eer­ste bloed naar buiten.

Als ver­doofd liep ik ver­der rich­ting de keu­ken. Op de wit­te keu­ken­kast­jes had iemand met gro­te let­ters een tekst geschre­ven: ‘Wie ben jij?’ Klod­ders bloed dro­pen naar bene­den. In mijn hoofd wen­tel­de een echo rond­jes. “Wie ben ik wie ben ik wie­be­nik wie­be­nik wie­bik wie­bik wiek wiek wiek…”

Dui­ze­lig zocht ik een plek­je aan de keu­ken­ta­fel. Van­uit mijn keu­ken­stoel kon ik een stuk van de woon­ka­mer zien. De man des hui­zes zat gezel­lig te keu­ve­len aan de tele­foon. Ik hoor­de hem uit­leg­gen wie hij was. Het ging hem goed af. Vol­daan keek hij de keu­ken in. Ik was jaloers.

~ ~ ~


Reacties

  1. Monique

    En wat zei hij? 😉

    1. Peter

      Dat kon ik niet verstaan…

  2. Jolka

    .. help, I’m step­pin’ into the twi­light zone..

    1. Peter

      Een plek waar ik graag ver­toef. En jij ook, vol­gens mij… 😉

  3. Jolka

    .. nou en of. Het heeft mij in leven gehou­den, durf ik wel te stel­len.. Kij­ken of ik ook zo’n gebeur­te­nis kan schrijven…

  4. Lauradenkt

    Ik vind het heel apart, zet me aan het den­ken. Goed geschre­ven zeg!

  5. Vrouwke van S.

    Wow… echt een ver­haal voor een tele­foob like me.