
Vallen en opstaan
Ooit las ik eens een mooi woord bij Kees van Kooten. Het woord las lekker, sprak lekker, voelde lekker, maar ik had het nog nooit in de praktijk gezien. Totdat ik enkele jaren later op een zonovergoten Oostends terras zat. Samen met enkele goede vrienden en omringd door de geurige dampen van vele pannetjes mosselen rondom ons keken wij uit over de brede boulevard met daarachter strand en zee. Het bier smaakte goed, de stoelen zaten comfortabel en het leven was vurrukkulluk onder een stralende zomerzon die alles deed glinsteren en glitteren.
En wat doe je dan wanneer je een ideale plek op een terras hebt gevonden? Inderdaad, mensen kijken. Waaraan geen gebrek was. Rijen dik kwamen ze voorbij geschuifeld. In alle formaten en varianten. Een lust voor het oog.
Wat het nog vermakelijker maakte (althans voor ons) was de losse stoeptegel die schuin voor het terras regelmatig schuldig was aan het bijna laten vallen van argeloze voorbijgangers die meer oog hadden voor al het moois om hen heen dan de gesteldheid van de grond waarover zij zich bewogen. Het bijzondere was dat alle slachtoffers niet vielen nadat ze met hun vaak in slippers gestoken voeten achter de tegel bleven steken, maar een soort versnelde voorwaartse beweging maakten om die val juist te voorkomen. Eenmaal weer het evenwicht hervonden liepen ze nog enkele passen verder, om dan pas, een beetje stiekempjes om te kijken naar wat nu eigenlijk de oorzaak was van hun bijna-val. Ietwat beschaamd voor het feit dat ze zo onvoorzichtig waren geweest, maar ook omdat ze misschien het idee hadden dat iedereen getuige was geweest van deze escapade en zij zo het middelpunt van algehele hilariteit waren. Leek dat mee te vallen dan gingen ze snel verder over tot de orde van de dag. Niemand had het gezien, dus was het niet gebeurd.
Mij schoot dat mooie woord van Kees van Kooten na enkele van die struikelpartijen aangezien te hebben ineens te binnen: struikelhul. Voortaan had ik er nu ook een goed beeld bij.
Vandaag, tijdens een bezoek aan de Bijenkorf in Arnhem, struikelde ik (figuurlijk) over het boek Opkrabbelen van Karin Ramaker.
Ik had het boek staan op een lijst (welke ik altijd bij me draag) van boeken die ik nog wil aanschaffen. Het is een lijst die nogal lang is en ik had nog niet de moeite genomen (sorry Karin) om het boek te bestellen of op te zoeken in een boekhandel. Nu diende het zichzelf aan en kon ik er niet meer omheen.
Nadat ik er op mijn gemak een tijdje in had staan te bladeren, wist ik het zeker: dit boek gaat mee richting kassa. Natuurlijk wist ik al voor een gedeelte waarover het boek gaat, want dat had ik al in diverse blogs van Karin kunnen lezen, dus de tekst op de achterflap was geen verrassing:
Iedereen heeft valpartijen en struikelmomenten, maar weinigen durven ervoor uit te komen. Jammer, want het helpt als je weet dat je niet de enige bent en dat je er echt wat aan kunt doen.
[achterflap Opkrabbelen]
Het is vooral de nuchtere toon in het boek die me aanspreekt. Niks geen zware woorden, niks geen zweverigheid, maar gewoon de dingen benoemen zoals ze zijn en praktische (vaak ook onorthodoxe) opdrachten bieden om te helpen bij het opkrabbelen na een val (oftewel, nadat je op je bek bent gegaan). De focus ligt op ‘DOEN’. Wat kun je zelf doen om weer op te krabbelen, en wat kun je doen om te voorkomen (of te herkennen) wanneer je weer dreigt (terug) te vallen. Iets wat mij enorm aanspreekt.
Weer thuis had ik meer tijd om me in het boek te verdiepen. Bij elke bladzijde die ik doornam wist ik dat ik een goede keuze had gemaakt.

Nu, enkele uren later ben ik het boek alweer ‘kwijt’. Ik heb het cadeau gedaan aan iemand die ik erg lief heb en die bezig is op te krabbelen. En die sterk genoeg is om onder andere met hulp van de aangereikte tips de controle terug te krijgen. Dat weet ik zeker.