Het heeft lang geduurd voordat ik over het vertrek van de Accordeonman heen was, maar geleidelijk aan wende ik aan het nieuwe zaterdagochtendgevoel met de wisselende verkopers van de verscheidene daklozenkranten die ze bij de ingang van de supermarkt onder de aandacht brachten. Natuurlijk had ik het nieuws meegekregen over het feit dat niet alle daklozen die de krant verkochten daadwerkelijk dakloos waren, en dat De Zelfkrant misschien wel niet uit Arnhem komt. Er scheen een Roma bende achter de schermen actief te zijn. Maar ik zag elke zaterdagochtend een eenzame persoon bij elke type weer en ook bij stevige wind staan posten bij die onophoudelijk open- en dichtschuivende deuren van de supermarkt. Ook al zou hij niet dakloos zijn en later op de dag zich kunnen neerleggen op een comfortabele bank, dan nog vond ik het alleen hierom al een kleine beloning waard.
Wanneer hij inderdaad de totale dagopbrengst moest inleveren dan zou ik dat zeker heel erg sneu vinden, echter tegelijkertijd hoopte ik dat hij een gedeelte kon houden. Want wanneer hij niet dakloos was en er handel gedreven werd in plaats van liefdadigheid, dan lag het in de lijn der verwachting dat hij een salaris uitgekeerd zou krijgen. Zo hield ik mezelf voor (de gek).
Aan de andere kant is het ook praktisch gezien ondoenlijk om elke keer weer opnieuw bij iedere vermeende dakloze zijn antecedenten na te trekken of de redactieburelen van zijn daklozenkrantje op te zoeken om te zien waar ze gevestigd zijn, waar ze hun nieuws vandaan halen, en waar dat krantje uiteindelijk in elkaar gedraaid wordt. Ik vind het al heel wat dat ik elke zaterdagochtend boodschappen ga doen. Het moet niet gekker worden.
Dus loop ik elke zaterdagochtend van het parkeerterrein naar de plek waar de winkelwagentjes staan, en zoek ondertussen in mijn portemonnee naar een passend bedrag. Meestal heb ik daar door de week al rekening mee gehouden zodat ik niet onverhoopt zonder zit. Want dat voelt bijna als gezichtsverlies, zeker wanneer er over een langere periode steeds dezelfde dakloze het geld in ontvangst heeft genomen. Net alsof je deze keer geen zin meer hebt in het kleine leed op deze harde wereld. Dat je het nu genoeg vindt en een signaal afgeeft in de trant van ‘Zoek het nu voortaan zelf maar uit! Lamlendige dakloze!’ Tenminste, dat is hoe ik dat ervaar.
Maar sinds begin dit jaar worden er geen kranten meer verkocht bij de ingang van de supermarkt. De plek is leeg. Vanochtend zag ik een vrouw er een sigaret staan roken en in een opwelling had ik haar bijna wat geld gegeven toen uit de naastgelegen drogisterij een man (haar partner?) kwam die met haar begon te praten. Even later liepen ze samen gearmd weg.
Ik heb nog geen navraag gedaan bij de supermarkt om te vragen of zij weten wat hier achter zit. Hebben zij misschien klachten gekregen? Of hebben ze zelf een klacht ingediend? Maar ik vraag me af waarom? De man (zelden of nooit heb ik er vrouwen zien staan, behalve dan vanochtend, maar dat telt niet) deed geen vlieg kwaad. Gaf een brede half tandeloze glimlach en maakte daar vaak ook nog een hoofdknik bij. Ook wanneer je niets gaf zag ik hoe hij toch ook dan de vriendelijkheid zelf was. Ik vond het een warm welkom bij een verder redelijk saaie bedoening wat onze lokale supermarkt is.
Nu hoop ik dat er niets ernstigs met hem is. Dat hij geniet van een welverdiende dakloze vakantie ergens waar hij niet de gehele dag verplicht moet lachen tegen grotendeels chagerijnige snel voorbij lopende mensen die altijd weer net op dat moment naar iets anders moeten kijken. Zijn blik ontwijken. Veinzen dat ze een telefoontje krijgen, een boodschappenbriefje uit hun zak halen. Alles beter dan die man bij de deur moeten aankijken. Contact maken. Medelevendheid tonen.
Wat overblijft is een entree gevuld met joelende kinderen die je van alle kanten bestoken om maar vooral voetbalplaatjes bij de kassa te vragen en die bij hen in te leveren. Indien je aangeeft die kaartjes zelf te bewaren voor je (klein)kinderen dan kijken ze je met zoveel minachting aan dat de rest van je dag compleet vergald is.
Bij het verlaten van de supermarkt moet je de horde weer passeren. Achter de geplaatste dranghekken staan ze te schreeuwen om aandacht, elkaar om beurten wegduwend of ‑trekkend. En wanneer ze zo’n zakje in handen krijgen dan is daar niet de minste zweem van dankbaarheid te zien op hun van fanatisme vertrokken gezicht. Ze duiken weg, schermen hun nieuw verworven bezit af voor de rest van de groep, scheuren het open, en oh wee wanneer er dubbele kaartjes inzitten. Dan is de teleurstelling en boosheid niet van de lucht. Dan heb jij het gedaan. Dan heb jij hun dag vergald. Zo werkt dat. Tenminste, dat is hoe ik dat ervaar.
Ja, ik mis die brede half tandeloze glimlach op de vroege zaterdagochtend.