Boom — 3
Samen staren we naar ergens voorbij de horizon.
Verder weg dan waar de toekomst ons ooit kan brengen. En daar dan achter.
Zo ver weg in de tijd voelen we ons veilig. Kunnen we praten over hoe het dan zou kunnen zijn. Ons verwonderen over hoe het ooit zo ver had kunnen komen. Dat dat maar goed is ook. Want waarom zou je dat allemaal in eigen hand willen houden? Willen controleren? Dat kan niet, en dat zou je ook niet moeten willen. Toch?
Samen filosoferen.
Over een tijd waar wij er allemaal niet meer zijn.
Soms praten.
Over de nabije toekomst. De heel nabije toekomst. Ietwat later vandaag. Misschien een beetje in morgen. Maar niet verder. Niet overmorgen. Of volgende week. Of wat daar net achter zit.
Nee. Van morgen met één grote stap naar ergens achteraan in het oneindige. Zo ver mogelijk weg.
Soms nadenken.
Over volgende week. Dat kan wel. Dat doen we ook.
Dat weet ik zeker. Als ik het doe moet hij het toch ook doen? Toch?
Maar erover praten? Dat toch nog maar even niet.
Samen staren.
Dat doen we eigenlijk het liefst.
Ik word al een echt grote boom.