Vrijdag, 20 januari 2012

Boom — 3

Samen sta­ren we naar ergens voor­bij de hori­zon.
Ver­der weg dan waar de toe­komst ons ooit kan bren­gen. En daar dan ach­ter.
Zo ver weg in de tijd voe­len we ons vei­lig. Kun­nen we pra­ten over hoe het dan zou kun­nen zijn. Ons ver­won­de­ren over hoe het ooit zo ver had kun­nen komen. Dat dat maar goed is ook. Want waar­om zou je dat alle­maal in eigen hand wil­len hou­den? Wil­len con­tro­le­ren? Dat kan niet, en dat zou je ook niet moe­ten wil­len. Toch?

Samen filo­so­fe­ren.
Over een tijd waar wij er alle­maal niet meer zijn.

Soms pra­ten.
Over de nabije toe­komst. De heel nabije toe­komst. Iet­wat later van­daag. Mis­schien een beet­je in mor­gen. Maar niet ver­der. Niet over­mor­gen. Of vol­gen­de week. Of wat daar net ach­ter zit.
Nee. Van mor­gen met één gro­te stap naar ergens ach­ter­aan in het onein­di­ge.  Zo ver moge­lijk weg.

Soms naden­ken.
Over vol­gen­de week. Dat kan wel. Dat doen we ook.
Dat weet ik zeker. Als ik het doe moet hij het toch ook doen? Toch?
Maar erover pra­ten? Dat toch nog maar even niet.

Samen sta­ren.
Dat doen we eigen­lijk het liefst.
Ik word al een echt gro­te boom.