20120217 — vrijdag

Zon­der jou

Nog enke­le stap­pen te gaan voor­dat de breuk defi­ni­tief zal zijn. Elke pas een nieu­we test. Zou ik ‘m kun­nen zet­ten? Zou ze me ‘m laten zetten?
Wie geeft toe? Wie geeft zich gewon­nen? Wie wil de ander niet verliezen?
Alle­bei zijn we te eigen­wijs. Alle­bei te veel over­tuigd van het gelijk. Alle­bei voor­ne­mens deze keer nu eens niet als eer­ste in te binden.

Weer wat dich­ter­bij het fina­le afscheid. Weer wat ver­der ver­wij­derd van toe­na­de­ring. Het begint te wen­nen. Deze afstand. De verwijdering.
Zon­der jou. Zou het kun­nen? Zou ik het kunnen?
Dat ik hier seri­eus over nadenk? Wat wil dat zeg­gen? Wan­neer ze me toch niet terug­roept, waar­om zou ik dan stop­pen? Die vol­gen­de stap niet zetten?

Ergens is dat beruch­te, voor ieder­een her­ken­ba­re maar niet te her­ken­nen punt van onom­keer­baar­heid. Heb ik het reeds gepasseerd?

Kan ik lopen zon­der jou? Kan ik ade­men? Leven?
Natuur­lijk. Natuur­lijk kan ik dat. Met elke stap lever ik nieuw bewijs. Bewijs ik mezelf dat het moge­lijk is. Moge­lijk zou zijn. Zon­der jou.

Met elke stap zon­der jou zet ik een stap alleen. Op eigen benen.

Dus zet ik die laat­ste stap hele­maal in mijn een­tje. Kijk zelfs niet eens meer om. Kijk alleen nog maar voor­uit. Met open ogen.
Loop ik de afgrond in.
Val ik mijn onder­gang tegemoet.
Alleen.

Omdat ik dacht dat ik dat kon. Lopen zon­der jou.
Leven zon­der jou.

Nou, mooi niet.