20120226 — zondag

Pop­me­di­ta­tie

De opdracht was sim­pel. Een lijst van 10 lied­jes (inclu­sief you­tu­be clip) aan­le­ve­ren met een kor­te omschrij­ving per num­mer. Bij­na onmid­del­lijk had ik het plan om niet te pro­be­ren een top-10 van de mooi­ste num­mers bij elkaar te zoe­ken. Dat soort taken gaat mij nooit goed af. Nee, ik zou een klei­ne per­soon­lij­ke geschie­de­nis com­po­ne­ren rond­om neder­lands­ta­li­ge num­mers die ik met mijn jeugd asso­ci­eer. Ik zou het eens een keer mak­ke­lijk voor mezelf maken.

Maar het is me gelukt. Uit­ein­de­lijk ging het me nog rede­lijk mak­ke­lijk af om lied­jes te vin­den die mij bij de eer­ste tonen ieder op hun eigen manier mee­voe­ren naar spe­ci­fie­ke momen­ten in mijn leven. De opsom­ming waar­voor ik heb geko­zen is niet altijd op volg­or­de van wan­neer de lied­jes bekend wer­den, maar meer wan­neer ze voor mij belang­rijk wer­den. Nog­maals, het gaat me niet om de kwa­li­teit van de num­mers, maar puur om wat ze met me doen wan­neer ik ze hoor. Ze staan ergens voor. Het is niet mijn lijst­je van mooi­ste num­mers. Wel van lied­jes die me dier­baar zijn.

Van­och­tend heeft Ste­ven Gort van­af 08.00 uur de 10 num­mers via twit­ter gedeeld met zijn vol­gers. Daar­na heeft hij de omschrij­vin­gen die ik hem had aan­ge­le­verd in zijn blog Pop­me­di­ta­tie No. 17 ver­werkt. Ik ga ze hier weder­om de revue laten pas­se­ren juist omdat ze me zo dier­baar zijn, maar met hier en daar een iets aan­ge­pas­te tekst want waar­om zou ik in her­ha­ling val­len? Dus ga zeker ook bij Ste­ven kij­ken voor hoe het deze zon­dag­och­tend de ‘ether’ in werd geslingerd.
Bij het ein­de van de lijst ben ik aan­be­land in 1995. Er zal ooit een nieu­we pop­me­di­ta­tie nodig zijn om over de jaren daar­na te kun­nen verhalen.

1. Bou­de­wijn de Groot — Land van Maas en Waal — 1967
Een lied als uit een oer­tijd. Mijn mytho­lo­gisch ver­le­den. Ik schreef er al vaker over:

Wan­neer ik bij tijd en wij­le mezelf omdraai en terug­kijk over het pad wat ik tot dus­ver­re heb afge­legd, dan zie ik aan het begin altijd het­zelf­de beeld. Mijn moe­der, fiet­send, en ikzelf in het kin­der­stoel­tje. Daar begint mijn geschie­de­nis. Althans, dat­ge­ne wat ik zelf ervan kan herinneren.

Ik asso­ci­eer het met mijn aller­vroeg­ste jeugd (ik ben eind 1963 gebo­ren). We fiet­sen over een zon­over­go­ten dijk op weg naar over­al en ner­gens. Een en al geluk voel ik erbij. Het is de alge­he­le vro­lijk­heid van het lied ver­moed ik. Ooit heb ik het lied voor mij­zelf wel eens her­noemd in Land van Moe­der en Zoon.

2. Con­nie Van­den­bos — Ik ben geluk­kig zon­der jou — 1966
Bij dit lied is het de wer­ve­len­de muziek aan het begin die me onmid­del­lijk oppakt en mee­neemt. Maar niet terug naar het onbe­zorg­de Land van Moe­der en Zoon. De drei­gen­de onder­toon die ik er zelf altijd in hoor, plaatst me in een tijd­vak erna. Waar ik blijf zit­ten met een gevoel van nade­rend onheil. Als­of ik voor­voel­de dat er enke­le moei­lij­ke jaren aan zaten te komen. Ik denk niet dat het me om de strek­king van het lied ging, maar eer­der dat ik toch geraakt ben door het refrein in een tijd dat het in mijn bele­ving niet zo goed ging tus­sen mijn ouders onder­ling. Wat ik me her­in­ner is dat ik, alleen op mijn eigen kamer­tje, het lied mee­zong met de gedach­te dat ik geluk­ki­ger zou zijn zon­der hen. In een poging om het geluk vast te houden.

3. Zwar­te Riek — Me wie­gie was een stijf­sel­kis­sie — 1956
Thuis wer­den er ont­zet­tend veel smart­lap­pen door mijn vader gezon­gen. Altijd was hij op zoek naar een radio­zen­der die dit soort muziek uit­zond. Er waren dagen dat ik niets anders hoor­de. Nog steeds ben ik in staat een heel reper­toi­re uit het hoofd op te dreu­nen. Dit num­mer van Zwar­te Riek is meer blij­ven han­gen dan ande­re ver­ge­lijk­ba­re lie­de­ren. Het is voor mij de klas­sie­ker onder de smart­lap­pen. In dit num­mer komen alle ande­re smart­lap­pen samen. Wan­neer ik bij mijn vader in de auto zat, voor­in en zon­der gor­del, dan zie ik ons­zelf om het hardst mee­zin­gen. Om de haver­klap gaf hij dan een klap op mijn lin­ker­been in de maat van de muziek. Smart(k)lappen zijn een direc­te band met mijn vader.

4. Jan Boe­ze­roen — De fles — 1970
In mijn her­in­ne­ring werd er vroe­ger door ieder­een ont­zet­tend veel gedron­ken. Op elk fami­lie­feest of bij­een­komst dan ook werd de fles ont­kurkt. Maar ook zon­der feest was er altijd wel aan­lei­ding om te drin­ken. Ook mijn vader deed daar flink aan mee. Wat niet altijd de sfeer ten goe­de kwam in huis. Er werd daar­om dus ook veel stie­kem gedron­ken. De kin­de­ren wer­den inge­scha­keld om regel­ma­tig wat bier bij te halen (dat mocht toen nog). Het sta­tie­geld van de lege fles­jes bier mocht je dan vaak hou­den. Een mooie belo­ning. Dat is alles wat wij zagen.
Dit lied open­de pas later voor mij de ogen voor het leed ach­ter deze vorm van ver­sla­ving. Het onder­werp komt regel­ma­tig terug in mijn blogs. Voor­al in de blogs rond­om het per­so­na­ge Hans voor De Reü­nie kon ik veel kwijt over wat het met een gezin kan doen.

Voor de volledigheid:
Ik is niet Peter.
Hans is Ik.
Fic­tief is Hans. 

5. Rita Hoving — Laat me alleen — 1976
Dit num­mer asso­ci­eer ik altijd met mijn moe­der die in mijn ogen leed onder de situ­a­tie van een man die altijd aan het werk was (over­dag op de bouw, ’s avonds en in het week­end bij­klus­sen) en daar­naast een ste­vig bor­rel­tje nam, omdat dat nu een­maal zo hoor­de. Aan mij en mijn jon­ge­re broer­tje had ze ook nog eens haar han­den vol en veel zal ze van ons daar­voor in die jaren niet terug heb­ben gekre­gen. Ik had het gevoel dat ze in die tijd erg met haar ziel onder de arm liep en dit num­mer pas­te hele­maal bij het beeld dat zij lie­ver alleen zou zijn. Waar­van ik vurig hoop­te dat het niet zou gebeuren.

6. Gerard van Maas­ak­kers — Hé goa­de mee — 1977
Op zon­dag­och­tend stond altijd Omroep Bra­bant op. Dit num­mer werd altijd gedraaid (ten­min­ste zo bewaar ik de her­in­ne­ring) rond­om het item waar ze uit­gaan­gs­tips voor de zon­dag gaven. Toen vond ik het een num­mer van niks. Ik begon me een beet­je te scha­men voor mijn dia­lect sinds ik op de mid­del­ba­re school zat en daar leer­de dat het ‘fout’ was en ik ABN moest leren. Het was de tijd dat ik nog een jon­ge­tje van hout was dat aar­ze­lend de eer­ste schre­den bui­ten het dorp aan het zet­ten was. De ‘gro­te stad’ was waar het alle­maal gebeur­de, en het dorp­se moest afge­schud wor­den. Want het was ten­slot­te ach­ter­lijk. Hoe een mens zich kan ver­gis­sen. Later is juist dit num­mer voor mij aan­lei­ding geweest me weer meer en bewus­ter te gaan ver­die­pen in de Neder­lands­ta­li­ge en Bra­bant­se muziek.

7. Toon­tje Lager — Stie­kem gedanst — 1982
Lang­zaam kwam de peri­o­de dat we meer uit­gin­gen en de meis­jes in ons leven een belang­rij­ker rol kre­gen. Niet de meest geluk­ki­ge tijd voor mij, want meis­jes en mij, dat is niet echt mijn ding. Vaak bleef het op afstand kij­ken met een stel ande­re vrien­den en hopen dat er iets won­der­baar­lijks gebeur­de. In con­cre­to: dat het meis­je in kwes­tie de eer­ste ‘move’ zou maken, en dat ik dan niet in opper­ste paniek zou weg­vluch­ten. Het waren lan­ge avon­den op deze manier. Geluk­kig dat we altijd de troost van de alco­hol had­den die de pijn ver­zacht­te. Tot de vol­gen­de och­tend aanbrak.

8. Nood­weer — In de dis­co — 1983
Toch deed het vreem­de feit zich voor dat op de cam­ping waar mijn ouders een sta­ca­ra­van had­den en ik een hele tijd een vakan­tie­baan­tje in de cam­ping­win­kel had, ik me in de kan­ti­ne vrij­er bewoog en durf­de te uiten dan tij­dens het ‘ech­te’ uit­gaan. Door mijn werk in de cam­ping­win­kel werd ik onder­deel van de ‘cam­ping­crew’ en werd er anders naar mij geke­ken. Hier­door werd ik wat los­ser en durf­de me wat meer te uiten. Niet dat het daar­door altijd suc­ces­vol was. Ech­ter mee­doen ‘in de dis­co’ was iets wat geluk­kig wel op de cam­ping voor me was weg­ge­legd. Dan maar een afgang op zijn tijd. Beter dan nooit een poging te heb­ben gewaagd.

9. Robert Long — Waar­om huil je nou — 1983
Op dezelf­de cam­ping leer­de ik mijn eer­ste gro­te lief­de ken­nen waar­mee ik in ’86 na mijn mili­tai­re dienst­tijd ging samen­wo­nen. Regel­ma­tig vraag ik me nog steeds af waar het in die jaren pre­cies fout is gegaan. Wel­ke rol ik daar­in had. Want fout ging het. En schuld heb ik des te meer. Zodat we in ’93 we weer uit elkaar gaan. Waar­om dit num­mer in mijn leven kwam kort nadat zij uit ons huis ver­trok­ken was dat weet ik niet meer. Wel dat ik bij beluis­te­ring elke keer opnieuw van­af 1:54 com­pleet in stuk­ken breek. Het is mijn achilleshiel.
[Voor de trou­we vol­ger: Dit lied is mijn toen niet ont­hul­de geheim uit het blog Song­bird makes a man cry.]

10. Van Dik Hout — Stil in mij — 1994
Lang is de titel van dit lied mijn lijf­lied geble­ven na de hier­voor beschre­ven breuk. Er was een gat van bin­nen gesla­gen dat die­per, gro­ter, don­ker­der was dan ik kon en wil­de accep­te­ren. De Man van Hout draagt het gemis nog altijd met zich mee.

De gehe­le afge­lo­pen week ben ik veel met deze muziek­keu­ze in de weer geweest. Het heeft me onbe­wust en bewust flink bezig­ge­hou­den en een hoop ‘food for thought’ gebo­den. Zowel over hoe bepaal­de zaken gelo­pen zijn als­ook over hoe ik van­daag de dag in het leven sta. Er is me weer wat meer dui­de­lijk gewor­den over de nor­men en waar­den die ik in mij­zelf mee­draag en hoe deze gevormd zijn over de jaren. In die zin besef ik opnieuw hoe belang­rijk muziek voor mij is.

Bij deze wil ik Ste­ven Gort dus nog­maals dan­ken voor de aan­zet wel­ke hij gege­ven heeft tot dit voor mij belang­rij­ke muzi­kaal geheugenexperiment.