Maandag, 5 maart 2012

altijd groe­ner bij de buurman

Wij zijn alle­maal tekort­schie­ten­de wezens in een uni­ver­sum waar voor ieder­een geen of slechts kort­du­rend geluk is weggelegd.

“Het is afge­lo­pen. Ik leg er tegels in.” Met deze mede­ling gooi­de mijn oud-col­le­ga jaren gele­den de hand­doek in de ring. Hij had de strijd ver­lo­ren. Het gras bij zijn buur­man was al die jaren groe­ner geble­ken dan zijn vale gazon­ne­tje. Wat hij er ook aan gedaan had, niets had suc­ces gehad. Nu was het genoeg. De eerst­vol­gen­de zater­dag zou hij begin­nen. Voor de zeker­heid nam hij ook nog enke­le dagen na het week­end vrij om de klus in één keer te kla­ren. Op don­der­dag was hij er weer. Hele­maal in zijn nop­jes. De tegels lagen er strak in. Hij had ook nog een kunst­stof tuin­huis­je gekocht en dat ach­ter op de plaats gezet.

Geluk is van kor­te duur en mag geen naam hebben.

Enke­le weken later kwam hij zwaar depres­sief op het werk. Zijn pogin­gen om een opruk­ken­de mie­ren­plaag de kop in te druk­ken waren jam­mer­lijk mis­lukt. In plaats van te accep­te­ren dat hij niet vol­doen­de zwar­te aar­de had ver­wij­derd alvo­rens de tegels te plaat­sen, zag hij beves­ti­ging dat de dier­tjes de oor­zaak waren van zijn vruch­te­lo­ze pogin­gen een sap­pig groen gazon te cre­ë­ren. Er waren rigoreu­ze maat­re­ge­len nodig. Bij gebrek aan vol­doen­de spi­ri­tus om tus­sen de voe­gen van de tegels te gie­ten nam hij een vol­le jer­ry­can petro­le­um. Daar­na ging hij in de deur­ope­ning van de bij­keu­ken staan en wierp een bran­den­de luci­fer de plaats op.

Er gebeur­de niets.

Net toen hij een twee­de luci­fer wil­de gebrui­ken klonk er een dof­fe dreun. Met ver­ba­zing zag hij hoe een enor­me steek­vlam alle tegels de lucht in blies en ver­vol­gens het tuin­huis­je vol­ko­men ver­schroei­de. Hij had niet met­een in de gaten dat twee van zijn vin­gers brand­won­den oplie­pen door de bran­den­de luci­fer die hij nog steeds vast­hield. Van­we­ge de ont­plof­fing sneu­vel­den ook nog twee ramen van de bijkeuken.

Wij zijn tekort­schie­ten­de wezens.

In dat­zelf­de jaar kreeg zijn buur­man last van mol­len. Weer later kleur­de het gras van groen naar bruin naar geel. Om daar­na te ver­dor­ren. Mijn oud-col­le­ga zou hier­van geno­ten heb­ben, ware het niet dat hij inmid­dels aan een hart­aan­val gestor­ven was. Twee hui­zen ver­der stond een man zich ver­ge­noegd de han­den te wrij­ven ter­wijl hij uit­keek over zijn gezon­de gras­mat. Hij wist het nog niet, maar zijn tri­omf zou van kor­te duur zijn.

5 reacties

Merel 6 maart 2012 Reageer

Geno­ten, al direct bij die eer­ste zin; een mooie!

Carel 6 maart 2012 Reageer

Maar een schut­ting plaat­sen om het gras van de buren niet te zien is ook geen oplos­sing. Tevre­den zijn met wat je hebt dan maar

Dina-Anna 6 maart 2012 Reageer

Tja… het gras is altijd groe­ner aan de ande­re kant hé… of lijkt toch zo 🙂 Mooi!

Peter 7 maart 2012 Reageer

Ècht leuk geschre­ven, deze blog, ik kon een grin­nik af & toe niet onder­druk­ken. Merci

Jolka 13 maart 2012 Reageer

Blij zijn om ander­mans’ leed. Mens eigen helaas..

Geef een antwoord