20120616

Regen: 

“Wat?” vroeg ik.

Ze zei opnieuw wat ze eer­der zei. In iets ande­re bewoor­din­gen. Wel net zo bedacht­zaam. En net zo dui­de­lijk als de eer­ste keer.

Ik had het goed ver­staan. De eer­ste keer al. Ont­ken­nen had geen zin. Niet naar haar en niet naar mezelf.

Al die tijd bleef ik naar bui­ten kij­ken. De drei­gen­de wol­ken waren eer­der aan komen rol­len. Nu vie­len de eer­ste zwa­re drup­pels in ver­tra­ging naar bene­den. Loom stui­te­rend zoch­ten ze zich een weg naar de bre­de voe­gen tus­sen de straat­ste­nen. Waar ze verdwenen.

“Ben je er nog?” vroeg zij.

Maar ik vroeg me af waar de drup­pels ble­ven. Dat leek nu het aller­be­lang­rijk­ste in mijn leven. Al het ande­re moest wach­ten tot­dat dit raad­sel was opge­lost. Hoe kon­den die drup­pels zomaar uit de lucht komen val­len en in het niets ver­dwij­nen? Dat vroeg om ophel­de­ring. Mijn vol­le­di­ge aan­dacht had ik daar­voor nodig.

“Ja” zei ik nog. “Ik ben er.”

De tele­foon had ik op de tafel voor me gelegd. Op de luid­spre­kerstand. Zodat ik mijn han­den vrij had om mijn hoofd te onder­steu­nen. Op de denk­stand. Het was har­der gaan regenen.

“Heb je het een beet­je kun­nen volgen?”

Nog een vraag. Het leek wel een ver­hoor. Snap­te ze dan niet dat ik bezig was? Het was al moei­lijk genoeg om door het besla­gen raam te vol­gen hoe de drup­pels zich nog steeds poog­den te ver­ber­gen in de ver­sle­ten steeg. Ik mocht ze geen ogen­blik uit het oog verliezen.

“Denk je dat je maan­dag vrij kunt nemen?”

Ik merk­te hoe ik steeds onrus­ti­ger werd. Wat wil­de ze toch van mij?

Natuur­lijk kon ik vrij nemen. Natuur­lijk had ik haar kun­nen volgen.

Natuur­lijk had ik haar al de eer­ste keer ver­staan. Maar ik zou zo graag een regen­drup­pel wil­len zijn. En samen met haar ver­dwij­nen. Met al die ande­re regendruppels.

Diep weg­ge­do­ken. Ver­bor­gen voor alles en ieder­een. Veilig.

Dat dacht ik alle­maal ter­wijl ik tege­lij­ker­tijd zag hoe de voe­gen ver­za­digd waren gewor­den. Hoe er zich water­plas­jes begon­nen te vor­men. En hoe de eer­ste gehaas­te voor­bij­gan­ger er zich door­heen baan­de. Het opper­vlak door­brak en de samen­hang ver­stoor­de. De ver­za­mel­de drup­pels alle kan­ten op joeg.

Een­maal los van elkaar, elkaar voor­goed verloren.

“Ben je er nog?” vroeg zij opnieuw.



Reacties

  1. Jolka

    ‘.. Mis­schien was ik stil
    En dacht je wat denkt hij nou
    En mis­schien dat ik
    Wel iets anders wou
    ik was heel even weg
    Ik was er even niet
    Want weet je liefste
    Het was een beet­je koud in mijn hart..’ 

    (F. Boeij­en)

    1. Peter

      Mooie en pas­sen­de link…

  2. Caronne

    Geno­ten van jouw ver­haal! Inspi­ra­tie genoeg voor een regen­blog lijkt mij zo.
    Enneh…als je wilt weten waar de drup­pels blij­ven? http://caronnekesblogs.wordpress.com/2012/02/05/druppie/

    1. Peter

      Ook heel erg van jouw regen­drup­pel­blog genoten!

  3. henk038

    “Ben je er nog” ..ook een mooie filo­so­fi­sche vraag om te stel­len aan de regen­drup­pel die net is gevallen.

    thx voor je blog

    Henk

    1. Peter

      Het was ook een beet­je de bedoe­ling om open te laten dat de vraag voor meer­de­re inter­pre­ta­tie vat­baar is.

  4. anneeke

    Heel mooi dit. Nu blijf ik de hele nacht wak­ker me afvra­gend wat ze had wil­len zeggen.

    1. Peter

      Ik heb wel zo’n idee 😉

  5. raoul slavenburg

    Uit het/mijn leven gegrepen.

  6. Monique

    Pot­ver­do­rie, dit is Goed met een hoofd­let­ter! (niets ten nade­le van je ande­re blogs, maar soms stijgt er één extra boven­uit, dit vind ik er zo één, if you let me ;-))