Vrede:
In oorlogstijd is het iets vanzelfsprekends. Iets wat erbij hoort en waar je als militair in het frontgebied niet aan kunt ontsnappen. De continue dreiging. Onder hoogspanning te moeten leven. Altijd maar op je hoede zijn. Voor het gevaar dat er is, als een constante, maar waarvan je niet weet waar het zich precies bevindt. Wanneer het gaat toeslaan. In welke vorm het je leven zal binnen denderen om op het eeuwigdurend moment van herkenning (shit! zoek dekking!) met onuitstaanbare nonchalance een einde aan je leven te maken.
Stel je de immense vermoeidheid voor waartegen men moet vechten om niet op een onbewaakt ogenblik met fatale afloop verrast te worden.
Nooit een moment van rust. Nooit.
Geloof me.
Nooit een moment van rust.
Waakzaam zijn omdat de dood erop volgt wanneer je verzaakt.
Imagine being too tired to snap a flack jacket closed, too tired to clean your rifle, too tired to guard a light, too tired to deal with the half-inch margins of safety that moving through the war often demanded, just too tired to give a fuck and then dying behind that exhaustion.
[p.52, Dispatches, by Michael Herr]
Zo simpel is het.
Maar het kan niet altijd oorlog zijn. Soms zijn er periodes van rust.
Dan mag het. Genieten van het leven.
Dan kan het. Onbevreesd de toekomst tegemoet zien.
Dan komt het namelijk des te harder aan. Wanneer je de vertrouwde hand voor de eerste en meteen laatste keer eeuwigdurend op je schouder voelt (shit! zoek dekking!).
We waanden ons veilig. Waren niet meer waakzaam. Een doodzonde. De sluipmoordenaar heeft ons vanuit zijn goed verborgen positie permanent in het vizier. Haalt alleen de trekker nog niet over. Hij heeft de tijd. Het is tenslotte geen oorlog.
Alleen een wonder kan dan uitkomst bieden.
—
Gebruikt citaat:
Dispatches
Michael Herr