20120620

Her­ken­ning: 

[Chi­ne­se Ver­koop­ster] “Zegt u het maar.”
[Vrou­we­lij­ke Klant] “Euhm, ik kijk nog even in de menu­kaart. Het is de eer­ste keer dat ik hier ben.”
[CV] “Ah, u bent nieuw hier.”
[VK] “Nou, niet echt. Ik woon hier toch alweer vijf­tien jaar.”
[CV] “Vijf­tien jaar! En pas voor de eer­ste keer hier. Geen won­der dat ik u niet her­ken. De mees­te klan­ten ken ik alle­maal van gezicht”
[VK] “We heb­ben elkaar anders gis­ter nog gezien. Bij de super­markt aan de overkant.”
[CV] “Ja, ja. Nu u het zegt begint het me weer te dagen.”
[VK] “…”
[CV] “…”
[VK] “Onze doch­ters zit­ten bij elkaar op school.”
[CV] “Natuur­lijk! Eef­je, toch?”
[VK] “Made­lief.”
[CV] “U heeft anders een heel bekend gezicht. Bent u bekend? Van tv of zo?”
[VK] “Nee. U moet me ver­war­ren met iemand anders.”
[CV] “Wacht nu zie ik het. Er komt hier altijd een man die spre­kend op u lijkt. Heeft u soms een broer?”
[VK] “Ja.”
[CV] “Ziet u wel! Dat moet het zijn. Die komt hier wel vaker en nu volgt u ein­de­lijk zijn goe­de voor­beeld. Hahaha.”
[VK] “Mijn broer is alweer enke­le jaren gele­den over­le­den. En heeft zijn hele leven in Rot­ter­dam gewoond. Waar ik ook van­daan kom.”
[CV] “Goh. Op wie lijkt u dan wel?”
[VK] “Ik ben nu ook wel benieuwd.”
[CV] “Ja. Heeft u al een keu­ze kun­nen maken?”
[VK] “Doet u mij maar een por­tie babi pangang met nasi.”
VK opent por­te­mon­nee om te betalen.
CV ziet pas­fo­to in portemonnee.
[CV] “Is dat uw broer? Dan had ik toch gelijk ondanks dat ik uw broer nooit heb gezien. U lijkt als twee drup­pels water op hem.”
[VK] “Dat is mijn man.”
[CV] “Made­lief lijkt spre­kend op hem.”
[VK] “Made­lief is de doch­ter van mijn eer­ste echtgenoot.
[CV] “Dat is dan 10 Euro en 90 cent.”