Herkenning:
[Chinese Verkoopster] “Zegt u het maar.”
[Vrouwelijke Klant] “Euhm, ik kijk nog even in de menukaart. Het is de eerste keer dat ik hier ben.”
[CV] “Ah, u bent nieuw hier.”
[VK] “Nou, niet echt. Ik woon hier toch alweer vijftien jaar.”
[CV] “Vijftien jaar! En pas voor de eerste keer hier. Geen wonder dat ik u niet herken. De meeste klanten ken ik allemaal van gezicht”
[VK] “We hebben elkaar anders gister nog gezien. Bij de supermarkt aan de overkant.”
[CV] “Ja, ja. Nu u het zegt begint het me weer te dagen.”
[VK] “…”
[CV] “…”
[VK] “Onze dochters zitten bij elkaar op school.”
[CV] “Natuurlijk! Eefje, toch?”
[VK] “Madelief.”
[CV] “U heeft anders een heel bekend gezicht. Bent u bekend? Van tv of zo?”
[VK] “Nee. U moet me verwarren met iemand anders.”
[CV] “Wacht nu zie ik het. Er komt hier altijd een man die sprekend op u lijkt. Heeft u soms een broer?”
[VK] “Ja.”
[CV] “Ziet u wel! Dat moet het zijn. Die komt hier wel vaker en nu volgt u eindelijk zijn goede voorbeeld. Hahaha.”
[VK] “Mijn broer is alweer enkele jaren geleden overleden. En heeft zijn hele leven in Rotterdam gewoond. Waar ik ook vandaan kom.”
[CV] “Goh. Op wie lijkt u dan wel?”
[VK] “Ik ben nu ook wel benieuwd.”
[CV] “Ja. Heeft u al een keuze kunnen maken?”
[VK] “Doet u mij maar een portie babi pangang met nasi.”
VK opent portemonnee om te betalen.
CV ziet pasfoto in portemonnee.
[CV] “Is dat uw broer? Dan had ik toch gelijk ondanks dat ik uw broer nooit heb gezien. U lijkt als twee druppels water op hem.”
[VK] “Dat is mijn man.”
[CV] “Madelief lijkt sprekend op hem.”
[VK] “Madelief is de dochter van mijn eerste echtgenoot.
[CV] “Dat is dan 10 Euro en 90 cent.”