Alibi

John kijkt op zijn wek­ker. Bij­na negen uur. Tevre­den draait hij zich nog een keer om. Hoe heer­lijk is het om ein­de­lijk eens niet om zes uur op te moe­ten staan. Wan­neer heeft hij voor het laatst vakan­tie gehad? John denkt diep na. Dan geeft hij het op. Tijd om op te staan. Het mag dan vakan­tie zijn, dat wil niet zeg­gen dat hij de hele dag in zijn nest kan blij­ven liggen.

Van­uit het slaap­ka­mer­raam kan hij de gehe­le straat zien. Die is zo goed als uit­ge­stor­ven. De mees­te buren zijn naar het bui­ten­land of ergens op een neder­land­se cam­ping. Ten­min­ste dat neemt hij aan. John heeft niet veel con­tact met de buurt. Hij is een ech­te ein­zel­gän­ger. Nie­mand tot last. Op zich­zelf. Vaak voor de zaak op reis en daar­door wei­nig thuis. Alleen daar­om al ver­heugt hij zich op de komen­de weken. De kof­fers onge­bruikt in een hoek. Lek­ker met een goed boek in de tuin.

Schuin aan de over­kant is de poli­tie bezig om rood­wit­te lin­ten op te ber­gen die de afge­lo­pen tijd rond­om het huis van de over­bu­ren waren gespan­nen. Blijk­baar is het onder­zoek naar de ver­dwij­ning van de buur­vrouw vol­tooid. Ruim een week gele­den was ze ’s avonds laat niet meer terug­ge­keerd nadat ze de hond ging uit­la­ten. De hond zelf stond jan­kend aan de deur. Nog die­zelf­de nacht is een speur­tocht opge­start. Zon­der resul­taat. John heeft dit alle­maal van horen zeg­gen en gele­zen in de krant. Zelf was hij toen in Enge­land. Of in Duits­land. Daar moest hij even over naden­ken toen de poli­tie enke­le dagen later ook bij hem op de stoep stond in het kader van een buurtonderzoek.

Of hij de buur­vrouw goed ken­de? Of dat ze vij­an­den had? Wan­neer hij haar voor het laatst had gezien? John had moei­te moe­ten doen haar voor de geest te halen. Zo vaak zag hij haar niet. Wat hem wel hel­der voor de geest stond en wat hij de agent niet wil­de ont­hou­den was dat ze zo ver­schrik­ke­lijk hard en hys­te­risch kon lachen. Maar om iemand daar dan voor te ver­moor­den. De agent vroeg John waar­om hij dacht dat de buur­vrouw ver­moord was. Daar­op had John ook geen ant­woord. Net zoals op de mees­te ande­re vra­gen. De agent was weg­ge­gaan en niet meer terug­ge­ko­men. En John was twee dagen later ver­trok­ken naar Duits­land. Of Frank­rijk. Daar wil ik van­af zijn.

John is zo vaak weg dat ik het ook niet meer kan bij­hou­den. Ik ben gestopt met het opschrij­ven daar­van. Wan­neer ik het later terug­las kon ik het in de mees­te geval­len toch niet meer plaat­sen. Steeds vaker ston­den er opmer­kin­gen bij die me totaal niets zei­den. Gis­te­ren, toen ik na mijn laat­ste werk­dag voor de vakan­tie thuis­kwam, heb ik alle aan­te­ke­nin­gen bij elkaar geraapt en ’s avonds in de vuur­korf gewor­pen. Daar­na heb ik de vuil­nis­zak­ken die al een tijd­je in de schuur ston­den in de grij­ze con­tai­ner gedaan en die aan de straat gezet.

De voor­deur­bel gaat. Een vuil­nis­wa­gen komt de straat inge­re­den. Wan­neer ik naar bene­den loop kan ik horen hoe de eer­ste con­tai­ners geleegd wor­den. Door het raam­pje in de voor­deur kan ik zien dat er een agent op de stoep staat te wachten.

~ ~ ~