Weer terug thuis van het boodschappen doen stapte ik van mijn fiets en over de mussen op de stoep. Hun verschroeide pootjes staken in de zinderende lucht. Ze roken verkoold.
“Dag koolmussen”, zei ik opgewekt.
In de tuin waren planten en struiken gesmolten. Ze vormden één klont smeulend groen. Vanavond kon ik er misschien een nieuwe tuin uit boetseren. Maar nu was dat gekkenwerk. Ik kon mijn handen er alleen maar aan branden. Water was wat ik nodig had.
Ik besloot mijn zwembroek aan te trekken en een duik te nemen in de vogeldrinkbak die al tijden niet meer werd gebruikt. Het troebele water zag er niet uitnodigend uit. Tegen beter weten in liet ik me van de rand glijden. Het leek of ik in een pan soep afdaalde. Adembenemend. Er was echter geen weg meer terug. Zo werd mij ingefluisterd.
Eenmaal onder water kon ik door mijn duikbril de meest exotische onderwatercreaturen onderscheiden. Even waande ik me in een natuurdocumentaire van de EO. Maar er kwam geen voice-over die tekst en uitleg gaf bij de twee antennes die plotseling voor mij opdoemden. Een koude rilling trok over mijn rug. Yes! Eindelijk!
Gefascineerd bleef ik drijf kijken naar die smalle slangen die vanonder de kiezelstenen een kaarsrechte lijn naar het wateroppervlakte vormden. Ze wiegden langzaam op de deining van het drinkwater. Ik wiegdeinde mee. Als in trance. Totdat een nieuwe golf koude huivering langs mijn rug gleed.
Vanonder de bodembedekking kon ik zien dat ik in de gaten gehouden werd. Zoals vroeger! Zoals onlangs!
Ze zijn terug!
~ ~ ~
Nou ja, ze (de ratten) zijn natuurlijk niet helemaal terug. Maar deze rattenstaartlarven komen toch akelig dicht in de buurt (letterlijk en figuurlijk). Tenminste, dat vind ik (en daar moet ik het tenslotte mee doen). Dus.