Het zal ergens midden jaren ’90 zijn geweest dat we, zonder het echt hardop uit te spreken, minder in elkaar gingen investeren. Althans, ik van mijn kant, deed er geen moeite meer voor. Ik was van mening dat dat wel kon. Dat je een tijdje egoïstisch kon zijn, om daarna, wanneer je er weer aan toe was, de draad kon oppakken. Alsof er niets aan de hand was. Alsof de klok voor al het andere, speciaal voor jou, eventjes was blijven stilstaan.
Hoe verkeerd gedacht! Toen ik toenadering zocht was het al te laat. Er was helemaal niet op mij gewacht. Het leven was doorgegaan ook zonder mij. En ik, ik moest accepteren dat die hechte band die wij ooit hadden gehad, verloren was gegaan. Verdwenen in de tijd. Wat overbleef was schurende heimwee naar een voor altijd onbereikbare periode waarin wij alles samen deden. In perfecte harmonie. Onvoorstelbaar dat ik dat zo makkelijk uit handen had gegeven.
Natuurlijk, we zochten elkaar nog wel eens op of kwamen elkaar soms min of meer toevallig tegen, maar dan bleek al snel dat de klik er niet meer was. Zoals vroeger, dat bleek niet zomaar weer op te roepen. Het ‘dreamteam’ dat wij vormden was niet meer. Hoe we op zulke momenten soms ook tegen beter weten in ons best deden. De herinnering levendig, maar de poging tot herleving pover.
In zijn roman ‘Onwetendheid’, beschrijft Milan Kundera de teloorgang van een eerste liefde als volgt:
Ze ziet een jongeman die zich uit haar leven losmaakt en weggaat, voorgoed onbereikbaar. Gehypnotiseerd kan ze haar blik niet afwenden van dat stuk van haar leven dat zich verwijdert, ze kan haar blik niet afwenden en lijdt. Ze maakt kennis met een geheel nieuwe gewaarwording, die nostalgie heet.
Die gewaarwording, dat onbedwingbare verlangen om terug te keren, confronteert haar in één keer met het bestaan van het verleden, de macht van het verleden, van háár verleden; in het huis van haar leven zijn ramen verschenen, ramen die naar achteren zijn gericht, naar wat ze heeft meegemaakt; vanaf nu zal haar bestaan niet meer denkbaar zijn zonder die ramen.
[p.54–55]
Zo gleden de jaren voorbij. En ik denk dat we onszelf er al onbewust mee hadden verzoend dat het hoogtepunt in onze relatie ver achter ons lag. Terugblikkend zag het er zeker prachtig uit, maar helaas hadden we er op het moment zelf niet veel van genoten. We hadden er niet voldoende oog voor gehad. Alles was als vanzelf gegaan. Zonder noemenswaardige inspanning. Waardoor je niet beseft hoe bijzonder dat dat was. Er had ook zeker veel meer ingezeten. Als we er harder voor hadden gewerkt toen het wat moeizamer ging. In plaats daarvan was ik simpelweg weggelopen.
Totdat we elkaar enkele jaren geleden opnieuw tegenkwamen. Ditmaal sloeg de vonk meteen over toen we elkaar in de ogen keken. Onmiddellijk was daar het idee dat we oude tijden konden doen herleven. Zelfs nadat we een hele middag met elkaar waren opgetrokken leek het anders dan vorige keren. We gingen ervoor. Eerst nog in het geniep. Huiverig als we waren dat bij een eventueel nieuw débacle we de schaamte niet konden verdragen om publiekelijk een zoveelste keer te bekennen dat we blijkbaar niet voor elkaar bestemd waren. Later durfden we er in kleine kring voor uit te komen dat we het weer eens serieus gingen proberen. Niet al te serieus. Maar toch.
Maar toch. Maar toch was het het net niet. We voelden elkaar niet meer blindelings aan. De vanzelfsprekendheid waarmee we vroeger alles deden kwam niet terug. De rolverdeling klopte niet meer. Er sloop ergernis in onze broze relatie en we gingen elkaar over en weer van alles verwijten. In een laatste ultieme poging om te redden wat er te redden viel, gaf ik ruim een maand geleden alles wat ik in mij had. Om te laten zien dat ik het nog kon. Om te laten zien dat ik tot het uiterste wilde gaan. Om te laten zien dat ik koste wat kost het deze keer niet wilde laten kapot gaan. Maar kapot ging het. En hoe.
Huilend van pijn en frustratie lag ik ’s avonds in bed. Alles en iedereen vervloekend. Waarom toch? Waarom kan het nooit meer zijn zoals het ooit was? De oneerlijkheid! En ik dacht dat alles nu definitief verloren was. Dat ik meer vernield had dan me lief was. Gelukkig viel dat mee. Mijn onbesuisde actie had weliswaar veel pijn gedaan, maar het was niet tot een breuk gekomen. De afgelopen weken zijn we met elkaar in contact gebleven. We hebben veel gepraat over wat er nu precies voorgevallen was en waarom ik had gedaan wat ik dacht wat nodig was.
Vandaag zijn we een stukje gaan lopen. Onderweg hebben we afgesproken dat we nog meer moeten communiceren. Nog meer naar elkaar moeten luisteren. Het is ondoenlijk om te verwachten dat de een wel zal begrijpen wat de ander voelt zonder dit expliciet aan te geven. Misschien dat dit vroeger ooit kon, maar we moeten accepteren dat we nu in andere tijden leven. Onze relatie zal een nieuwe zijn. Niet een verlengstuk van de geïdealiseerde vroegere. Dat is een prachtige herinnering die we mogen koesteren. Meer niet.
En nu zitten we vermoeid maar voldaan te genieten van een superzoet energiedrankje. We proosten op het gedeelde geloof in een mooie lange toekomst die we nog voor de boeg hebben. Eentje met nieuwe sportieve hoogtepunten als het aan ons ligt.
Want we zijn weer samen. Mijn lichaam en ik.
~ ~ ~
Gebruikt citaat komt uit:
Onwetendheid, door Milan Kundera
Reacties
Haha, ik voelde al aan dat t niet een vriendin betrof, maar wat het wel was verraste me. Leuk beschreven. Succes met je hernieuwde relatie en voorzichtig ook.
Beetje gelukt dus 😉
Idd, tot op het laatst spannend wat het nou zou zijn: die oude/nieuwe liefde. Don’t let go!
Zolang het lichaam het toe laat, hebben we een gezamenlijke toekomst 😉
Ow, ik was er grandioos ingetuind. Na ja… ere wie ere toekomt… cool verhaal @->–