Rivier

De snel­weg liep voor een gedeel­te paral­lel aan de bre­de rivier die hier in het land­schap haar gemak nam om een rui­me bocht te maken, om zich daar­na weer van het asfalt af te wen­den. Het leek of ze de voor­bij­ra­zen­de voer­tui­gen wil­de lok­ken de eer­ste bes­te afslag te nemen en de boel de boel te laten. Zet die auto toch aan de kant en volg lie­ver mij in mijn bedaar­de tem­po, zo leek ze te pre­ve­len. Neem deze kans nu het kan.

Alleen wan­neer je er de tijd voor nam en goed luis­ter­de dan kon je het horen. Maar dan was je al gestopt. Had je de ver­lei­ding niet kun­nen weer­staan om af te dalen naar de stei­le rivier­bed­ding waar het water toch snel­ler voor­bij stroom­de dan je van­af de hoger gele­gen par­keer­plaats ver­wacht had. Met één hand jezelf in het stug­ge gras vast­hou­dend liet je jezelf iets­jes ver­der zak­ken zodat je met je ande­re hand kon voe­len hoe sterk de stro­ming wel was. Bij­na gleed je uit.

Zacht­jes vloe­kend klom je weer omhoog. Er zat mod­der aan je han­den en aan je broek. Nu pas zag je dat er van­uit de ver­te een soort van speed­boot met flin­ke snel­heid jouw rich­ting op kwam. Een ogen­blik over­woog je jezelf ach­ter de auto te ver­ber­gen. Maar dat zou alleen nog maar meer opval­len. Dan maar een siga­ret opste­ken en non­cha­lant in de ver­te sta­ren tot­dat de boot voor­bij was. Loos alarm. De bestuur­der en zijn pas­sa­gier waren meer bezig gezien te wor­den dan dat zij zelf zagen. Al snel waren ze voor­bij de bocht en uit het zicht verdwenen.

Vreemd hoe stil het hier was. De gelui­den van het ver­keer dron­gen niet tot deze plek door. En wan­neer je de zach­te fluis­ter­stem van het lon­ken­de water een plaats gaf ergens ver weg in je ach­ter­hoofd dan kon je ein­de­lijk sinds lan­ge tijd weer eens rus­tig de afge­lo­pen gebeur­te­nis­sen over­den­ken. Niet dat het er veel toe deed. Het erg­ste wat had kun­nen gebeu­ren had plaats­ge­von­den. Daar viel niets meer aan terug te draai­en. Geluk­kig had de rivier wat troos­ten­de woor­den voor je. Geef je ver­driet maar aan mij, klonk het. Ik zal die zwa­re last wel voor je dragen.

De sche­me­ring is onge­merkt inge­val­len. Een opste­ken­de wind doet schuim­kraag­jes op de gol­ven tove­ren. Het wordt tijd. De rivier onge­dul­dig. Met een klik open je de ach­ter­klep van de auto. Niet veel later ben je getui­ge van het oplos­send ver­mo­gen van het hon­ge­ri­ge water.

~ ~ ~

Boven­staand blog heeft Weer­zin­wek­kend geïn­spi­reerd om ‘De over­dracht’ te schrijven…

~ ~ ~