Park
Maar ik moest dus door dat park. Gisteren. Iets wat ik normaal niet zo vaak doe. Eerder ren ik door het park. Vooral ’s avonds. En dan is het donker. Zodat de mensen (die er dan meestal rond die tijd niet meer zijn) niet zien dat ik nog maar een beginnende renner ben. Waardoor ikzelf ook niet veel zie. Vanwege die donkerte.
Doch zoniet gisteren. Toen was het hooguit al wat schemerig. De avond was weliswaar nog niet begonnen, maar een grijsgetinte (je mag vijftig keer raden hoeveel tinten ik wel niet zag) wolkenhemel hield het meeste licht tegen.
Met mijn boodschappentas stevig tegen me aan gedrukt betrad ik het park. Zo vaak kwam ik hier overdag niet. Wie weet wie zich hier allemaal ophield. Een beroving op klaarlichte dag? Ik zou er niet raar van opkijken. Na enkele meters kon ik echter al concluderen dat het allemaal zo’n vaart niet zou lopen. Behalve een hoop straatvuil was er verder niets of niemand in het park te bekennen. Het was er net zo verlaten en troosteloos als de keren dat ik er ’s avonds doorheen rende.
Ik nam de tijd om wat meer om me heen te kijken nu ik er toch was. Wat me meteen opviel waren de vele broden tussen de kale struiken aan weerszijden van het wandelpad. Schijnbaar had iemand zakken vol oud brood leeggeschud omdat hij het niet meer kon opbrengen de tweehonderd meter naar de vijver te overbruggen om daar de eenden te voederen. Een andere reden kon ik niet bedenken.
Hoewel, het kon ook zijn dat de broodbezorger plotseling in een sportieve bui was geraakt bij het aanschouwen van het uitnodigend sportveldje en zich snel had willen ontdoen van zijn last. Wie zou zich niet kunnen beheersen om een basketbal ter hand te nemen en een flukse dunk te scoren?

Doch, weer een stukje verder, zag ik uiteindelijk wat de broodstrooier tot zijn daad had aangezet. Het was kunst! Geen vandalisme of luiheid. Niets van dat al. Hooguit lui copieergedrag door een wouldbe artiest die vol afgunst had moeten constateren hoe een begenadigd kunstenaar in het groot reeds had gepresteerd wat hij slechts in het klein kon benaderen. Zijn artefacten waren broodkruimels vergeleken bij de monumentale betonnen buizen die her en der op het vaalgroene gras waren achtergelaten. En zouden morgen verdwenen zijn.

Ik nam me voor wat vaker overdag door het park te gaan wandelen om te zien wat voor moois het nog meer te bieden had.