Donderdag, 10 januari 2013

Lek­ker

Jacob Jan stuur­de een tweet met opdracht: bouw een mega­lan­ge zin die toch lek­ker leest en niet te veel over­bo­digs herbergt.

Mocht ik het zelf zeg­gen, dan zou het pre­di­kaat ‘lek­ker’ zon­der aar­ze­ling uit mijn mond rol­len, doch, afge­zien van het feit dat het mis­schien niet zozeer van mij danwel eer­der van mijn lezers ver­wacht zou wor­den een ant­woord op deze vraag te geven, daar­voor staat de sub­tie­le uit­da­ging in de uit­da­ging mij reeds zoda­nig tegen dat ik al bij voor­baat geneigd ben mij gewon­nen te geven bij de ech­te uit­da­ging die mij elke avond veel meer tot gro­te cre­a­ti­vi­teit dwingt, name­lijk het bin­nen slechts enke­le beschik­ba­re uren op de late avond tijd vin­den om uber­haupt een blog te schrij­ven, laat staan een ope­nings­zin die zoda­nig lang moet zijn dat hij afwijkt van wat de regeltjes‑, top10- en lijst­jes­op­stel­lers voor­schrij­ven, die, zo lijkt het soms, den­ken te bepa­len hoe die­ge­nen die daad­wer­ke­lijk een blog schrij­ven dat dan weer zou­den moe­ten doen, en daar­mee voor­bij­gaan aan het gege­ven dat, wil men onder­schei­dend bezig zijn, het nu juist niet van ori­gi­na­li­teit getuigt om dan maar klak­ke­loos over te nemen wat deze beter­we­ters dit­maal weer ver­zon­nen heb­ben aan waar een blog aan zou moe­ten vol­doen om door het gro­te publiek gele­zen en gedeeld te wor­den via de alom­te­gen­woor­di­ge soci­al media en als zoda­nig dus hoger gewaar­deerd wor­den in de zoek­ma­chi­nes, iets wat blijk­baar belang­rij­ker is dan het daad­wer­ke­lijk gele­zen wor­den om de inhoud, wel­ke, en hier kom ik aan bij de kern van mijn betoog, nu juist door de al eer­der aan­ge­haal­de uit­da­ging in de uit­da­ging in dit spe­ci­fie­ke geval onder­uit gehaald wordt door de in mijn ogen para­doxa­le opdracht om ener­zijds een lan­ge lees­ba­re begin­zin te schrij­ven waar­uit ander­zijds alle over­bo­dig­heid is weg­ge­la­ten omdat, naar ik ver­moed, er onbe­wust van wordt uit­ge­gaan dat teveel gelijk is aan over­bo­dig, en dat waag ik ten zeer­ste te betwij­fe­len maar kan ik bij deze niet vol­doen­de onder­bou­wen omdat nu juist her en der en dus ook op deze plaats geschrapt moest wor­den als tege­moet­ko­ming aan de gestel­de eis om een en ander niet te lang te laten wor­den als uiterst laf com­pro­mis rich­ting juist die lezers­groep die ik heel eer­lijk gezegd kan mis­sen als kies­pijn, van­we­ge hun gemak­zuch­te manier van lezen die slechts gericht is op het zoe­ken naar hap­kla­re brok­jes tekst afge­wis­seld met rij­ke­lijk veel wit­re­gels zodat ze het wei­ni­ge wat hen bij elke hap­je gepre­sen­teerd wordt kun­nen proe­ven en her­kau­wen als ware het hemel­se deli­ca­tes­sen ter­wijl ze slechts een slap aftrek­sel voor­ge­scho­teld heb­ben gekre­gen van wat ze had­den kun­nen krij­gen, ware het niet dat ze door de jaren heen afge­stompt geraakt door het vele lezen van kor­te tweets en ander­zins sum­mie­re sta­tu­sup­da­tes, ze dit helaas toch nooit meer op waar­de zou­den weten te schat­ten waar­door het voor mij naar­ma­te ik me meer beperk in de leng­te van deze zin tege­lij­ker­tijd meer dui­de­lijk wordt dat ik bezig ben met een ver­ne­de­rend die­pe knie­val rich­ting deze ‘gij zult de begin­zin kort en krach­tig hou­den anders haakt de lezer af’-adep­ten en op de val­reep mezelf her­pak om in stijl af te slui­ten met het krach­ti­ge sta­te­ment dat het mij alle­maal de reet zal roes­ten hoe som­mi­ge lezers een begin­zin als deze erva­ren zolang ik zelf maar de vol­doe­ning ervaar om ‘m in één ruk op papier te krij­gen zon­der dat de inner­lij­ke zelf­cen­suur vat krijgt op mijn schrijf­pro­ces en mij als gevolg in een keurs­lijf perst wat niets anders ople­vert dan meer van het­zelf­de omdat het publiek dat nu een­maal zo lek­ker schijnt te vinden.

Fuck de lezer!

Ik zou daar­om dan ook de vraag ‘Hoe lek­ker leest jouw blog?’ wil­len ver­van­gen door ‘Hoe lek­ker schrijft jouw blog?’


Reacties

  1. Jacob Jan

    Hij is geweldig !

    Paul moet toch de tro­fee aan jou geven, ben ik bang.

    PS

    je blog leest heerlijk

    1. Paul van der Werf

      Dat doe ik met lief­de want je blog leest inder­daad heer­lijk, Peter. Prachtig!

      1. Peter

        Dank je voor het com­pli­ment als­me­de de wisseltrofee.
        Laten we hopen dat zich snel een nieu­we kan­di­daat aan­dient zodat de tro­fee in bewe­ging blijft!

    2. Peter

      Dank je! En Paul moet natuur­lijk niets, maar ik zou me ver­eerd voelen…

  2. Anna

    Oef! Jee­tje, dit moet zowat de lang­ste zin zijn die ik ooit heb gele­zen al heb ik er voor mezelf, hier en daar, wat pun­ten en wit­re­gels moe­ten bij­den­ken… kwes­tie van even op adem te kun­nen komen. Wat de inhoud betreft… heel sterk blogstuk @->–

    1. Peter

      Ver­ge­le­ken met de lang­ste zin­nen die ik ooit in de Gan­green reeks van Jef Geeraerts gele­zen heb, is dit hele­maal niets.

  3. Jolka

    Het leest verschrikkelijk.

    1. Peter

      Ja, goed hè! 🙂

      1. Jolka

        .. stom­merd.. moet toch weer glim­la­chen om je antwoord.

        1. Peter

          Jou te laten glim­la­chen maakt m’n dag…

  4. Linda

    wha­ha­ha ow ow wat zijn we weer rebels
    Geluk­kig heb ik geen last van wit­re­gels, bij mij zijn ze zwart 😉

    1. Peter

      pete­pel van de rebellenclub…

  5. Tussen Droom en Daad

    Haha, ik heb het met ple­zier gele­zen, maar ‘k ben toch blij dat het maar een een­ma­li­ge test is hoor 😉
    ‘k Heb laatst een boek­je gele­zen van Lau­rent Mau­vig­nier dat ook uit één zin bestond (Ce que j’ap­pel­le oubli) — ’t had geluk­kig maar zo’n 60 pagi­na’s. ’t Las heel vlot weg, in één keer 🙂

  6. Monique (@weerzinwekkend)

    Gnif­fel.

    Ik las er van­daag één in Vrij Nederland:

    “De pro­test­zin:

    Hoe­wel een docen­te van de uni­ver­si­teit me ver­tel­de dat ik een zin niet met ‘hoe­wel’ moet begin­nen omdat ik dan een te groot beslag op uw denk­ver­mo­gen leg (ja, lezer, moge hier geen mis­ver­stan­den ont­staan: de uni­ver­si­teit leert haar stu­den­ten schrij­ven voor rand­de­bie­len en onno­ze­len, en daar schaart ze ú onder), en hoe­wel op de VN-web­si­te ene ‘Nata­s­ha’ kloeg dat mijn best schrij­ven­de col­le­ga niet ‘pun­tig’ genoeg schreef (‘Tip: des te min­der bij­voeg­lij­ke naam­woor­den, des te pun­ti­ger een tekst’, zo luid­de de hau­tain gestel­de pla­ti­tu­de, gericht aan een col­le­ga die als het om elo­quent taal­ge­bruik gaat in een ander heel­al ver­blijft dan deze ano­nie­me blaat­graag), hoe­wel ik natuur­lijk ook wel weet dat dit stuk­je veel beter af zou zijn mét wit­re­gels, alinea’s, nog veel meer komma’s en ande­re ‘lees­in­gan­gen’ of ‘instap­mo­men­ten’, hoe­wel ik het woord ‘hoe­wel’ geen mooi woord vind en hoe­wel ik ten vol­le besef dat deze pro­test­zin het uiter­ste vraagt van uw aan­dachts­span­ne en ver­draag­zaam­heid, ja, en hoe­wel mijn hoofd­re­dac­teur lie­ver zal zien dat ik u, lezer, niet opza­del met mijn per­soon­lij­ke klach­ten en anti­pa­thie­ën, en hoe­wel ik ook nog eens weet dat ik de eind­re­dac­tie op mijn blo­te knie­ën mag dan­ken als ze haar fameu­ze hak­mes­sen niet in deze regels heeft gezet, ja, hoe­wel al die over­we­gin­gen heus wel door mijn hoofd heb­ben gespeeld toen ik aan deze zin begon, kón ik het niet meer ophou­den en móet ik u gefrus­treerd aan­roe­pen en brie­sen: dat ik het niet lan­ger pík, en al is het op straf­fe van ont­slag, ik zál u, lezers, laat­sten der Mohi­ka­nen, u die nog niet bent afge­haakt – wat is het trou­wens fijn om hier, in deze zin, onder elkaar te zijn, voelt dit nou eli­tair? – ik zal u één zin voor­scho­te­len die nog lang is, één die niet is ver­sim­peld en opge­knipt, niet glad­ge­walst ten bate van de ver­koop­baar­heid, de dic­ta­tuur die maakt dat alles, álles en mas­se het­zelf­de moet zijn, wat mits­ga­ders ook een deni­gre­ren­de behan­de­ling is van u en een opstel­ling die ik het meest armoe­dig vind wan­neer ze gestal­te krijgt in de vorm van kor­te zin­ne­tjes, dat lul­li­ge kor­te­zin­nenst­ac­ca­to met gram­ma­ti­caal gemak­ke­lij­ke con­struc­ties die de taal­vaar­dig­heid recht­streeks aan­tas­ten als ze dog­ma­tisch wor­den gebruikt (het gaat me niet om een paar kor­te zin­nen, hè, maar om de dwin­ge­lan­dij van alléén kor­te zin­nen) en als ze wor­den voor­ge­schre­ven in de decre­ten van de gif­men­gers van onze taal: de ver­sprei­ders van het bij­zin­vre­ten­de virus met hun debi­li­se­ren­de schrijf­cur­sus­sen – de enke­le goeie daar­ge­la­ten, hè, de goei­en altijd daar­ge­la­ten – die, voor­spel ik u, ooit zul­len ein­di­gen in de eni­ge over­ge­ble­ven schrijf­tip, name­lijk die van de tran­sis­tor: schrijf ja, of schrijf nee, en dan, gefe­li­ci­teerd, dan zijn we álle­maal com­pu­ters, maar ik denk trou­wens niet dat u, cur­sus­lei­ders, de eni­ge mest­ke­vers bent, ik weet dat in het soci­a­le media-tijd­perk de Eer­ste Wet van Pleij geldt, die stelt dat alles wat anders, moei­lij­ker, breek­baar­der, gecom­pli­ceerd, gewaag­der, onher­ken­baar of onvei­lig is, steeds vaker en snel­ler zal wor­den ver­plet­terd door de mid­del­punt­vlie­den­de kracht die rich­ting groot­ste geme­ne deler gaat (vraag anders eens aan een lite­rair cri­ti­cus wan­neer die voor het laatst een expe­ri­men­te­le roman beju­bel­de), en daar heb ik dus hele­maal genoeg van, bas­ta, uit en voor ik deze zin besluit wil ik ú bedan­ken voor het uit­le­zen en heb ik nog één ding toe te voe­gen aan de ver­dwaal­de stu­dent die per onge­luk deze zin las: nu eerst ont­le­den die hap! — San­der Pleij ”

    1. Peter Pellenaars

      Die pro­test­zin was voor mij aan­lei­ding om mijn zin door te geven aan San­der Pleij, en sinds­dien zijn we (twitter)kameraden 🙂