20130215 — vrijdag

Lang­zaam

“Wat maakt het nou hele­maal uit hoe snel en/of hoe­veel kilo­me­ters je pre­cies haalt? Je loopt, je rent, je leeft, je doet!” Dat was de reac­tie van Moni­que bij mijn vori­ge run­tas­tic blog. En ze heeft natuur­lijk gelijk. Gedeel­te­lijk. Het maakt niet uit hoe snel je rent. Klopt. Het maakt ook niet uit hoe­veel kilo­me­ters je rent. Klopt ook. Tot zover heeft ze gelijk. Maar. (Altijd weer dat maar.) Maar wan­neer je een­maal besluit te gaan ren­nen dan wil je ook wel iets van snel­heid ont­wik­ke­len snel­ler dan een gewo­ne wan­del­pas. Anders is het geen ren­nen. Het­zelf­de geldt voor de afstand. Om nu tot het eind van je straat te gaan ren­nen en dan weer te stop­pen heeft wei­nig met hard­lo­pen te maken. Ten­min­ste zo beleef ik het.

Dus ont­kom ik er niet aan enke­le mini­mum­ei­sen aan mijn hard­lop­ses­sies te ver­bin­den. Zoals daar zijn: mini­maal 10 km per uur. Want dat is 2x het gewo­ne wan­del­tem­po. En 2x zo snel als wan­de­len, dat is ren­nen. Ver­der mini­maal 5 km. Bij 10 km p/u is dat een half uur­tje. Min­der dan een half uur­tje ren­nen voelt niet aan als…, als…, als dat je bent wezen rennen.

Mijn erva­ring is dat het eer­ste kwar­tier aan­voelt als een soort van gewend raken. Het is omscha­ke­len van het een hele dag gro­ten­deels zit­tend door­bren­gen naar het hol­lend zo snel moge­lijk het woon­erf ver­la­ten om bui­ten de bebouw­de kom te gera­ken. Daar­na begin ik in een soort van rit­me te komen. Mijn adem­ha­ling krijg ik onder con­tro­le. Mijn pas­sen komen in een aan­ge­na­me cadans. Ik krijg het gevoel dat ik voor altijd kan blij­ven ren­nen. Dat duurt ook een kwartier…

Ver­vol­gens is het goed oplet­ten waar de man met de hamer staat en die let­ter­lijk ’te snel af te zijn’. Mijn hele hard­loop­ses­sies zijn een oefe­ning in het voor­blij­ven op deze spel­be­der­ver. En daar­voor heb ik con­di­tie nodig. En snel­heid. Want blijf ik hem voor dan kan ik daad­wer­ke­lijk gaan den­ken aan een rond­je van 10 km in 60 minu­ten. Die 10 km schijnt een magi­sche grens te zijn, zo heb ik gehoord. Daar­ach­ter lig­gen ette­lij­ke kilo­me­ters te wach­ten die in schijn­ba­re tran­ce over­won­nen kun­nen wor­den voor­dat een vol­gen­de man met hamer zijn opwach­ting zal maken. Zover is het ech­ter nog niet.

Van­avond kwam ik wel in de buurt. Zon­der al te veel moei­te liep ik na een lan­ge werk­dag (beter: lan­ge werk­week) een rond­je van 8 km in 47,5 minu­ten. Voor mijn gevoel op het gemak. Maar alleen moge­lijk door regel­ma­tig har­der en soms ver­der te lopen. Op deze manier werk ik toe naar het mot­to van Moni­que waar ik hele­maal ach­ter kan staan:

“Je loopt, je rent, je leeft, je doet!”

P.S.: Er lag her en der nog steeds sneeuw dus het was goed oplet­ten om niet onver­wachts onder­uit te gaan. Het is me gelukt bles­su­re­vrij het rond­je te voltooien.

langzaam

~ ~ ~

Ik kan natuur­lijk ook vol­staan met een enke­le tweet en een link naar mijn run­tas­tic account waar jul­lie mijn spor­tie­ve vor­de­rin­gen kun­nen vol­gen. Maar dit is leu­ker (vind ik) en op deze manier kan ik later nog eens terug­le­zen onder wel­ke omstan­dig­he­den ik zoal bui­ten ga ren­nen en wat voor pres­ta­tie ik neer zet. Dus eigen­lijk is het meer voor mij­zelf dan voor jullie…