Maandag, 4 maart 2013

op de wereld om elkaar te hel­pen, nietwaar

We kwa­men gelijk­tij­dig aan­rij­den. Ik par­keer­de bij de ben­zi­ne­pomp, en zij bij de plek waar je je auto­ban­den van ver­se lucht kunt voor­zien. Maar ze ging niet met de ban­den aan de slag. Ze liep linea rec­ta naar bin­nen. Naar de kas­sa. Vast siga­ret­ten kopen, dacht ik.

Tijd voor excuses.

Ik had een zwa­re dag ach­ter de rug. Of, om pre­cies te zijn, niet echt een zwa­re dag, maar een gewo­ne dag die me des­on­danks moei­zaam was afge­gaan omdat ik me nog steeds niet geheel fit voel na een griep­aan­val van nu alweer ruim een week geleden.

Op de ben­zi­ne­me­ter (ben­zi­ne­tel­ler?) zag ik dat er al 15 liter getankt was. Op de helft. De vrouw van de ban­den stond nog steeds bij de kas­sa. De man ach­ter de kas­sa was iets aan het uit­leg­gen. Hoogst­waar­schijn­lijk hoe de ban­den­pomp bediend moest wor­den. Ik schoot in de lach (als­of ik zelf weet hoe zo’n ding aan te slui­ten, maar ja, ik had dan ook een excuus van een zwa­re dag ach­ter de rug, etce­te­ra).

Niet veel later was mijn tank vol. Ik sloot de auto af en ging bin­nen beta­len. Er was ver­der nie­mand bin­nen behal­ve de ban­den­vrouw en de kas­sa­man. Vol­op in gesprek. Maar niet over ban­den. Of siga­ret­ten. Het onder­werp bleek de onbe­man­de car­wash-instal­la­tie te zijn. Onge­dul­dig keek ik opval­lend op mijn hor­lo­ge (ten­min­ste, zoge­naamd, want ik draag al jaren niet meer zo’n voor­werp). De hint kwam niet over. Ook niet mijn die­pe zucht. Had­den ze echt niet door hoe graag ik naar huis wil­de? Zagen ze niet hoe ver­moeid ik was na een zwa­re dag op kantoor?

Er kwam nog een klant bin­nen. Bui­ten ston­den inmid­dels enke­le auto’s gepar­keerd waar­van de bestuur­ders vol­op bezig waren met tan­ken. Over niet al te lan­ge tijd zou er hier een flin­ke rij staan. Ik keek de ande­re klant mee­wa­rig aan. Samen luis­ter­den we naar de voor­ma­li­ge ban­den­vrouw. Die vroeg nog­maals of de kas­sa­man in detail kon uit­leg­gen hoe zij de car­wash-instal­la­tie moest bedie­nen. Voor­al het aspect dat zij de auto op de hand­rem moest zet­ten, ver­la­ten, afslui­ten en ver­vol­gens een code in moest tik­ken waar­na alles in cir­ca vijf minu­ten auto­ma­tisch plaats zou vin­den, baar­de haar zor­gen. Opnieuw kon ik een min­zaam lach­je niet onder­druk­ken (vraag me niet waar­om…).

Het hoge woord kwam eruit. Ze had een baby in de auto. Die durf­de ze niet alleen ach­ter te laten.

De kas­sa­man zag dat het nog wel even ging duren met haar en zag tege­lij­ker­tijd de rij klan­ten groei­en. Hij koos voor het gro­te geld en ver­zocht haar even te wach­ten om ons te kun­nen hel­pen. Snel reken­de ik af. Het had alle­maal al veel te lang geduurd. Ten­slot­te had ik haast (toch?). Ik had nog meer te doen (toch?). (Oh ja, #blog­praat!)

Bui­ten kon ik het niet laten een blik in haar auto te wer­pen. Op de ach­ter­bank lag warem­pel inder­daad een baby te sla­pen. Ik bedacht me dat ze die toch gewoon even­tjes uit de auto kon halen. Des­noods bin­nen kon zet­ten waar het warm was. Dat ze dat nou niet zelf snap­te (dat ik dat nou niet zelf aan haar ver­tel­de).

Lang­zaam reed ik weg. De car­was­h­vrouw met koud­wa­ter­vrees stond nu naast de kas­sa te wach­ten tot de rij klan­ten was gehol­pen. Bij de car­wash-instal­la­tie bedacht ik me dat het ook een idee was om voor haar de code in te tik­ken. Zodat ze kon blij­ven zit­ten bij haar baby. Maar dan moest ik wel nu stop­pen. Want als ik een­maal op de door­gaan­de weg was, dan werd het heel omslach­tig om te keren. De ver­keers­si­tu­a­tie bij het ben­zi­ne­sta­ti­on waar zich dit afspeelt is name­lijk zo dat ik pas een heel eind ver­der de moge­lijk­heid heb om van rij­baan te wis­se­len. Maar ver­vol­gens ben ik er nog niet. Eerst moet ik dan bij­na terug naar Arn­hem voor­al­eer ik ook daar weer in de gele­gen­heid kom om opnieuw rich­ting ben­zi­ne­sta­ti­on te kun­nen gaan. Kort­om, onder­tus­sen had ik dus de afrit van het ben­zi­ne­sta­ti­on ver­la­ten en was het te laat om nog iets voor de vrouw en de baby te kun­nen bete­ke­nen. Dat begrij­pen jul­lie. En ver­der kon ik me niet voor­stel­len dat niet iemand anders op het­zelf­de idee zou komen om hen te hel­pen. Ten­slot­te zijn er vol­doen­de men­sen op de wereld die elkaar graag hel­pen wan­neer dat kan. Niet­waar!? (niet waar)

Soms, heel soms heb ik een ont­zet­ten­de hekel aan mezelf.

6 reacties

Carel 4 maart 2013 Reageer

wat valt me dat tegen van je 😉

Peter 4 maart 2013 Reageer

Ach, ik wil me niet mooi­er voor­doen dan ik in ’t echt ben.

Cin 4 maart 2013 Reageer

En al die tijd dat zij zeker wil weten hoe het werkt ligt die baby in de auto. Maar ze wil m niet alleen laten… Ik denk dat ik me hard­op had afge­vraagd of een emmer met sop en een spons nog net zo goed zou wer­ken als vroeger

Peter 4 maart 2013 Reageer

Laat ik het voor haar opne­men en beves­ti­gen dat zij vol zicht had op haar auto (die ook niet in de bran­den­de zon stond, of iets der­ge­lijks). Ze maak­te zich oprecht zor­gen over hoe dat dan moest met die car­wash. Maar je hebt gelijk, in dezelf­de tijd had ze haar auto al bij­na gewas­sen kun­nen heb­ben met sop en spons.

Linda 5 maart 2013 Reageer

Dat stem­me­tje in je hoofd 🙁
Wel goed dat je re over nadenkt,
Vol­gen­de keer help je vast!

Monique (@Weerzinwekkend) 6 maart 2013 Reageer

Haha­ha­ha. Hoe her­ken­baar, zul­ke stro­men aan gedach­tes. Mooi opge­schre­ven. Troost bie­dend ook.

Geef een antwoord