Gisteravond had ik blijkbaar de koelkast niet handig ingeruimd na het eten want deze ochtend viel er een bakje uit wat ik nog maar net kon opvangen. Er zat een stuk sparerib in wat overgebleven was van het avondeten. Met een dubbel gevoel zette ik het bakje weer terug. Ja, ik had het tijdig weten te vangen voordat het op de grond zou zijn gevallen. Nee, ik zou het hoogstwaarschijnlijk niet meer opeten. Tussen gisteravond en vanmorgen zat namelijk weer een stuk tekst van Jonathan Safran Foer wat ik gelezen had. De titel was ‘Slices of Paradise / Pieces of Shit’, en vormt het zesde hoofdstuk in Eating Animals.
Het lezen in Eating Animals gaat me moeizaam af. Niet omdat het slecht geschreven is. Integendeel. JS schrijft uitzonderlijk goed. Hij weet elke bladzijde opnieuw de juiste toon en woorden te vinden om zijn horror-verhaal over de dieronterende praktijken in de bio-industrie meeslepend over te brengen. Als ik zou willen had ik het boek meteen de eerste dag al uitgelezen. Maar ik ben pas halverwege. Met angst en beven beweeg ik me schoorvoetend naar het einde. Grijp elke gelegenheid tot uitstel aan. Allemaal vanwege de confrontatie die bij het dichtslaan van het boek op me wacht. In gang gezet door J.M. Coetzee die juist bij het openslaan mij onverwachts overviel met zijn korte aanbeveling om na het lezen een keuze te maken die haast onvermijdelijk is:
The everyday horrors of factory farming are evoked so vividly, and the case against the people who run the system is presented so convincingly, that anyone who, after reading Foer’s book, continues to consume the industry’s products must be without a heart, or impervious to reason, or both.
Heb ik geen hart? Ik dacht altijd van wel. Maar heb ik dat hart waarvan ik claim dat het overloopt van dierenliefde op de goede plaats zitten? Of ben ik een lafaard die wegloopt voor wat Foer (en hij niet alleen trouwens, ik heb er ondertussen genoeg over gelezen op andere plaatsen) mij alinea na alinea, hoofdstuk na hoofdstuk duidelijk probeert te maken. Ben ik niet voor zijn rede vatbaar en laat ik mijn eigen genot om een smaakvol stukje vlees of vis te mogen verorberen prevaleren boven het leed dat deze dieren wordt aangedaan? Alsof ik met zekerheid kan beweren dat die smaak (wat ik meen te herkennen als zo typisch kip of rund) wel echt authentiek is en geen smaakvervanger.
Het enige wat ik met zekerheid kan zeggen is dat ik wel weet waar dit eindigt. Maar ik ben er nog niet aan toe. Nog niet. En dus leg ik Foer aan de kant en pak After Dark van Haruki Murakami. Eventjes geen dierenleed. Tijd voor een stukje ontspanning. Acht bladzijdes gaat het goed. Totdat de volgende passage zich aandient:
“You don’t like chicken?” he asks.
“It’s not that,” Mari says. “But I make a point of not eating chicken out.”
“Why not?”
“Especially the chicken they serve in chain restaurants — they’re full of weird drugs. Growth hormones and stuff. The chickens are locked in these dark, narrow cages, and given all these shots, and their feed is full of chemicals, and they’re put on conveyor belts, and machines cut their heads off and pluck them…”
“Whoa!” he says with a smile.
Het is me duidelijk. Ik ontkom er niet aan om eerst Eating Animals uit te lezen.
En?
En!?
Ok! En om een keuze te maken. Niet met mijn hoofd, maar vanuit mijn hart. Zo goed?
~ ~ ~
Reacties
Vegetariër of niet..?
.. chachacha..
Heb je nou een keuze gemaakt?
Ik zeg: DOEN 😉