Gerard van Maasakkers. Hij figureerde op nummer 6 in mijn top 10 die ik ooit voor de #popmeditatie van @stevengort samenstelde. Gistermiddag zag ik hem voor de allereerste keer in levende lijve en hij vroeg me ‘Hé, goade mee? Dan gaon we ’n eindje lopen’. Voor ik het wist was ik weer terug in het Brabant van mijn jeugd.
Gerard nam me aan de hand om me zijn Nuenen te laten zien waar hij was opgegroeid in dezelfde straat waar Vincent van Gogh zijn Aardappeleters had geschilderd. Hij vertelde over zijn moeder van wie hij zijn muzikaliteit heeft meegekregen. Dat ze vroeger samen zongen in de kerkbank en hoe bijzonder het was om op latere leeftijd weer opnieuw naast haar te mogen zitten en mee te zingen. Over zijn vader die tuinarchitekt was. En wel zo’n goeie, dat het niet meer dan logisch was dat God wel aan hem moest denken toen hij zelf iemand zocht die de tuin in de hemelen kon verzorgen. Vanzelfsprekend kwam ook zijn geliefde zus voorbij. Die nu vijftig zou zijn geworden.
Zo liep kleine Gerard voor me uit en wees alle plekken en mensen aan die hem zo dierbaar waren in het dorp dat voor hem de hele wereld omvatte. Dan weer was hij weemoedig en nostalgisch, een volgende keer vol humor en vrolijkheid. Ondeugend, dat ook. Wanneer hij weer eens iets te ver weg liep. Om de wereld te verkennen. Maar dan was daar altijd een oplettende buurvrouw die het menneke terugriep voordat hem iets kon overkomen. Want je zou toch zomaar in de handen vallen van Cis Verdonk! Daar moest je niet aan denken.
Allemaal verhalen prachtig in het brabantse dialect gezongen door de artiest Gerard van Maasakkers die in al hun eenvoud tegelijk groots en meeslepend waren. Betoverd vanwege zijn zachte stem met een hese g zat ik het eerste gedeelte van het concert uit alsof ik niet echt in een klein zaaltje ergens onder Nijmegen vertoefde, maar waande ik me veertig jaar terug in de tijd in mijn eigen dorp toen alles nog overzichtelijk en veilig was. Idyllisch. Maar verdwenen. Het was goed zo. Ooit maar nooit weer.
En dan na de pauze toch beginnen met ‘As ge ooit.’ Gerard wist wel hoe hij me moest inpakken…
2 reacties
Oh Nuenen, wat een fantastisch dorp is dat, ook altijd dorp gebleven. De 7 jaar waarin ik daar heb mogen wonen gekoesterd. Een warm bad waarin je thuiskomt!
Zelf heb ik er een klein jaartje gewoond. Op het erf bij mijn oom die daar een soort van tweede woonhuis (eigenlijk een heel grote zolder boven op een oude schuur) had gemaakt waar ik een tijdlang terecht kon. Met Nuenen zelf heb ik minder, maar wel met het brabantse land, want ik kom zelf uit een dorp een stukje verder van Nuenen vandaan.