50books — Vraag 42

Het mag geen ver­ras­sing zijn dat van­daag de dag alle dagen, weken, maan­den en jaren wel in het teken van het een of het ander staan. Zo ont­dek­te ik onlangs dat 2013 is uit­ge­roe­pen tot Jaar van het voor­le­zen. Hoe­wel, mis­schien is het beter om te zeg­gen dat ik het her­ont­dek­te. Want toen ik de web­si­te zag wist ik me te her­in­ne­ren dat ik hier al vaker over had gele­zen op ver­schil­len­de plaat­sen. Het was me alleen niet bijgebleven.

Voor­le­zen doe ik graag. En ik heb het geluk om dit regel­ma­tig te mogen doen omdat ik geze­gend ben met twee fan­tas­ti­sche klein­kin­de­ren die alle­bei nog in de leef­tijd ver­ke­ren dat ze er prijs op stel­len voor­ge­le­zen te wor­den wan­neer ik hen tij­dens de zon­dag­se oppas­beurt naar bed mag bren­gen. Ook wan­neer ze een bezoek­je bren­gen bij ons komt het nog regel­ma­tig voor dat ze in de boe­ken­kast (waar een apart gedeel­te voor hen is gere­ser­veerd met aller­lei kin­der­boe­ken) gaan zoe­ken naar een geschikt exem­plaar waar ik dan geacht wordt met hen samen door­heen te lezen. Gezel­lig samen op de bank.

Zelf voor­ge­le­zen wor­den is weer een ander ver­haal. Ik kan me niet meer voor de geest halen dat dit vroe­ger bij ons werd gedaan (zal ik toch eens een keer­tje navra­gen). Maar ik kan nu ook niet zeg­gen dat ik daar onder gebukt ga. Mis­schien dat het hoog­uit kan ver­kla­ren waar­om ik nooit behoef­te heb gevoeld om audio­boe­ken aan te schaf­fen. Niet dat ik het geen kans heb gege­ven. Een paar keer heb ik in plaats van muziek in de auto op weg naar het werk, ’s och­tends geko­zen voor een audio­boek. Het komt alleen niet over. Ook ’s avonds op de terug­weg, of nog later op de avond thuis met een kop­te­le­foon op. Ik kan me niet con­cen­tre­ren op de stem of op het ver­haal. Ik wil zelf lezen. Mijn eigen tem­po vol­gen. Soms een stuk­je terug­bla­de­ren. Dan weer even een pau­ze inlas­sen om het gele­ze­ne op me in te laten wer­ken. Dat soort dingen.

Er is ech­ter één uit­zon­de­ring die deze regel beves­tigd. En dat is poë­zie. Luis­ter eerst naar Anna Enquist voor­dat je mijn blog­post ver­der leest:

STEM

Ik schoof de wieg onder de vleu­gel,
dek­te haar toe met Bach en Ravel,
zong Otis Red­ding, Roodkapje –

voor later, dacht ik. Een roe­ren­de
scè­ne, brul­len en drei­nen ver­dron­gen.
Zij ont­vouw­de de jon­ge boom

van haar lon­gen, pers­te lucht langs
de ver­se stem­ban­den. Geen geluid
puur­der dan dit, geen geluk

scher­per, geschik­ter om te bewa­ren,
vast te leg­gen, in geluids­dra­gers
te begra­ven. Voor later.

[© 2013, Anna Enquist — Een kooi van klank — Stich­ting CPNB & Poe­try Inter­na­ti­o­nal, Amster­dam, 2013, 9789059651852]

Met poë­zie heb ik een moei­za­me rela­tie. Zoals ik gis­ter al schreef lees ik het te wei­nig. Ter­wijl ik wel elke keer wan­neer ik me erin ver­diep er zoveel genot uit haal. Het is de gelaagd­heid die me veel meer dan met pro­za aan het werk zet om er daad­wer­ke­lijk iets van te begrij­pen. Het kost tijd en ener­gie om je een gedicht eigen te maken. Om het te door­gron­den. Of althans een eer­ste idee te vor­men waar­over het mis­schien zou kun­nen gaan. Want ik maak me geen illu­sie. Mijn (lite­rai­re) ken­nis reikt lang niet ver genoeg om te pre­ten­de­ren dat ik het gros van de gedich­ten die ik lees op de juis­te waar­de weet te schat­ten. Maar gelijk als bij bij­voor­beeld klas­sie­ke muziek of jazz (waar ik dus ook veel te wei­nig ver­stand van heb) kan ik er wel ont­zet­tend van genieten.

Wat me bij poë­zie juist op weg helpt is wan­neer ik hoor hoe het gele­zen kan wor­den. In tegen­stel­ling tot pro­za kan dat nog­al veel uit­ma­ken. Hoe lopen de op papier vreemd afge­bro­ken zin­nen door? Waar lig­gen de klem­to­nen en de into­na­ties ver­stopt? Zijn er pau­zes die ik niet zie? Voor mijn gevoel zit een gedeel­te van de sleu­tel om een gedicht te begrij­pen opge­slo­ten in de manier hoe je het dient te lezen. Nog­maals, daar kan ik het dus hele­maal mee mis heb­ben omdat ik ver­re van een poë­zie­ken­ner ben, maar het is wel hoe ik het ervaar. En het helpt mij om me vaker in een gedich­ten­bun­del te verdiepen.

Hoe is dat met jul­lie? Lezen jul­lie nog wel eens poë­zie? Lukt het jul­lie om de tijd te vin­den  gecon­cen­treerd een gedicht te ont­le­den en de die­per­lig­gen­de schoon­heid naar boven te bren­gen? Of laten jul­lie de gedich­ten links lig­gen? Omdat ze te moei­lijk zijn? Teveel gericht op de klei­ne incrowd van ech­te poë­zie­ken­ners die als eni­gen nog maar in staat zijn om de her­me­ti­sche tek­sten te kun­nen begrij­pen? En zou dat niet jam­mer zijn? Onze lite­rai­re tra­di­tie is ten­slot­te erg veel ver­schul­digd aan de dicht­kunst. Voor mij mag het best wel wat vaker pro­mi­nent onder de aan­dacht wor­den gebracht. Mis­schien dat deze #50books vraag ook een beschei­den steen­tje kan bijdragen.

Vraag 42:
Wie van jul­lie leest er tegen­woor­dig nog poëzie?