Cyclische mishandelaar
Nadat ik Van dode mannen win je niet door Walter van den Berg voor de tweede maal ademloos in één ruk had uitgelezen, moest ik denken aan een boek over de aantrekkingskracht van foute mannen. Dat stond ergens in de boekenkast van mijn vriendin. Toen ik het gevonden had (de titel is ‘Het monsterverbond’ en het is geschreven door Carolien Roodvoets) bleef ik eerst een tijdje in gedachten verzonken waarom ze dit boek eigenlijk ooit had aangeschaft alvorens ik doorbladerde naar de inhoudsopgave. Daar vond ik onder hoofdstuk 6 wat ik zocht: Doctor Jekyll en Mister Hyde: de gewelddadige man.
De paragraaf ‘Spiraal van geweld’ in dat hoofdstuk begint als volgt:
In het boek ‘De partnermishandelaar’ [vertaling van ‘The Batterer’, door Donald Dutton en Susan Golant] wordt de getraumatiseerde mishandelende man omschreven als de cyclische mishandelaar. De aanloop naar het geweld, de uiteindelijke ontlading en de daaropvolgende verzoening verlopen volgens een vast patroon. De cyclus wordt in het algemeen steeds sneller doorlopen en om die reden kun je spreken van een neerwaartse geweldsspiraal.
[p.131]
Bij het verder lezen werd het me duidelijk. De ik-persoon in ‘Van dode mannen win je niet’ is een typisch geval van een cyclische mishandelaar. En Walter van den Berg heeft ‘m trefzeker beschreven.
‘Van dode mannen win je niet’ is het derde boek dat besproken wordt door de bloggers van ‘Een perfecte dag voor literatuur’, en voor mij het tweede waaraan ik aan meedoe nadat ik ‘Marie’ aan me voorbij had laten gaan (iets wat ik binnenkort alsnog ga goedmaken). Op de achterflap staat te lezen dat:
De jeugd van Walter van den Berg werd getekend door een gewelddadige stiefvader. Om de psychologie van het geweld te doorgronden kroop hij in het hoofd van de man die zijn moeder terroriseerde.
Zoals gezegd ben ik van mening dat hem dat meer dan gelukt is. Als lezer krijg je pijnlijk nauwkeurig te zien hoe de ik-persoon in het leven staat en wat dit voor desastreuze gevolgen heeft voor zijn omgeving. Tegelijkertijd vraag ik me ook af in hoeverre het louterend voor Van den Berg is geweest dit verhaal op te schrijven, want hoewel ik weet dat het een doodzonde is om teveel te willen lezen over de schrijver in zijn teksten, valt er met zo’n tekst op de achterflap eigenlijk niet aan te ontkomen. In mijn blogpost kom ik er later nog op terug, maar aanwijzingen dat Wesley (in wie we Walter niet mogen herkennen, nee dat mag echt niet) een flink trauma heeft overgehouden aan de kortstondige relate tussen zijn moeder en de ik-persoon vinden we door heel het boek.
Doordat Van den Berg gekozen heeft voor een verhaalperspectief vanuit de ik-persoon die het huiselijk geweld pleegt, krijgen we vanwege de gehanteerde monologue intérieur een goed beeld van zijn beweegredenen. Of die te verdedigen zijn is niet aan de orde, wel dat het daardoor een meeslepend verhaal is geworden. Van den Berg weet de mishandelaar uiterst geloofwaardig neer te zetten. Zo geloofwaardig dat je regelmatig geneigd bent een heel stuk in zijn redeneertrant mee te gaan voordat je beseft dat je op een glijdende schaal bent geraakt. Dat vind ik het knappe in dit verhaal.
Net zoals de ik-persoon bij iedere opeenvolgende verovering in het begin de aardige jongen uithangt, zo wordt de lezer bij aanvang van het verhaal ook ingepalmd door de charme van deze man. Maar niet voor lang. Al snel wordt duidelijk dat hij zichzelf gedwongen voelt te handelen volgens een ijzeren wetmatigheid die soms buiten hem om lijkt te gaan. In een van de eerste hoofdstukken die we te lezen krijgen is een scène waar hij de huur voor een bootje gaat opzeggen. Omdat de eigenaar hem de borgsom niet terug wil betalen vanwege wat kleine schade, besluit de ik-persoon vervolgens om dan maar de gehele boot kort en klein te slaan.
Het is deze manier van redeneren die in de loop van het verhaal steeds opnieuw laat zien hoe de ik-persoon ‘gevangen’ zit in zijn eigen logica en tevens verklaart waarom hij telkens ontspoort. Zijn pogingen om controle uit te oefenen botsen onophoudelijk met de schijnbaar niet te doorbreken patronen waarbinnen zijn relaties zich voltrekken. Drank speelt daarbij een belangrijke rol. Wanneer hij gaat drinken, zet dit meteen alles op scherp. Dan komen de slangen tevoorschijn en dreigt hij de controle te verliezen. Bij een nieuwe relatie zoekt de ik-persoon eerst nog naar een externe uitlaapklep. Maar altijd komt daar dat moment waarop de eerste klap wordt uitgedeeld en waarna de relatie nooit meer terug kan naar hoe het daarvoor was. De neerwaartse geweldsspiraal is definitief ingezet:
De eerste keer bij een nieuwe vrouw — het voelt slecht en het voelt goed, alsof je iets slechts doet dat je hebt gemist.
[p.135]
En erna is er het beperken van de schade, kijken wat de reactie is, heeft ze door dat het haar eigen schuld is? Dat ze ervoor had kunnen zorgen dat het niet gebeurde?
Wat Van den Berg naar mijn idee uiterst geraffineerd doet is het uitgebreid beschrijven en verweven van twee relaties die zich chronologisch gezien na elkaar afspelen. De ene is die van de ik-persoon met de moeder van Wesley en de andere is met Trudy, moeder van een dochter. Omdat ze om beurten beschreven worden krijgen we als lezer een beter beeld van de vaste lijnen waarlangs de relaties zich afspelen. De ik-persoon is zich hier zelf ook terdege van bewust, maar ondergaat het met een zekere gelatenheid of defaitisme. De consequenties voor zijn slachtoffers (die hij niet als zodanig ziet, ze hebben zelf schuld) zijn er niet minder om:
En omdat we wisten wat het patroon was, was het voor mij ook makkelijker.
[p.76]
Het is daardoor heel verleidelijk om met de ik-persoon mee te gaan in verzuchtingen als dat alle vrouwen hetzelfde zijn, dat ze eerst de boot afhouden, maar dat dat slechts voor de vorm is, dat ze slechte moeders zijn, dat ze alles zelf over zich afroepen maar desalniettemin altijd weer gezien worden als slachtoffers. Het is voor hem duidelijk hoe de wereld in elkaar zit en het komt hem vreemd over waarom deze vrouwen dat niet zien. Hoe het kan dat ze hem elke keer weer binnen laten? Zeker wanneer ze ook nog kinderen hebben:
En ik vroeg het haar toen: wat ben je voor moeder als je mij in je gezin toelaat? Wat ben je voor moeder?
[p.189]
Wat me bij Wesley brengt (Wesley dus, niet Walter).
Wesley is twaalf wanneer zijn moeder een relatie krijgt met de ik-persoon. Twee jaar later, wanneer het geweld volledig dreigt te escaleren, besluit zij samen met Wesley te vluchten:
Verdwijnen was het beste wat je moeder voor je gedaan heeft in die tijd, wist je dat?
[p.44]
Omdat veel van de klappen uitgedeeld werden waar Wesley niet bij was (de ik-persoon heeft zo zijn principes), kan het zijn dat hij waarschijnlijk in die tijd de schuld van het escaleren van de relatie juist bij zijn moeder en zichzelf heeft gelegd in plaats van bij de ik-persoon. Later zal hem duidelijk geworden zijn hoe de situatie echt was maar toen was het leed al geleden.
Wat het moeilijk maakt om de uitlatingen van de ik-persoon op waarde te schatten, is dat we alleen zijn versie van het verhaal meekrijgen. Over hoe gelukkig ze een tijdlang met z’n drietjes waren geweest. Hoe hij erna continu is blijven denken aan Wesley en hoe trots hij op hem was wanneer hij iets over hem te weten kwam. Het lijkt er op dat de jongen wel degelijk wat tot bloei kwam toen de stiefvader zijn intrede deed. Misschien heeft het Wesley zelfs wel geholpen om over het verlies van zijn echte vader te komen. Kortom, hij zag Wesley wel degelijk staan toen hij in hun leven verkeerde. Maar het is de schrijver Van den Berg die hem deze woorden (met terugwerkende kracht) in de mond legt. Dat is voor mij het schrijnende aan deze fascinerende roman.
Toen het abrupt in alle hevigheid tot een einde kwam, bleek de cyclische mishandelaar niet alleen een foute man te zijn maar ook nog eens een foute vader. Zijn cynische opvatting over de eindigheid van de relatie ten spijt:
We wisten wat we hadden en we wisten wat er mis kon gaan.
[p.189]
Dat wist de ik-persoon misschien, maar voor het kind was dit helemaal niet het geval. De wonden die daardoor geslagen werden (nogmaals, bij Wesley) door deze onvoorziene breuk zijn nooit geheeld. Het was deze verhaallijn of ‑dimensie die me diep raakte. Waardoor het voor mij een geslaagde roman is geworden, maar wel eentje die pijn doet om te lezen.

Als je een vrouw slaat, doe je je ringen af. Je raakt haar op haar lijf, haar ledematen, maar nooit in het gezicht. En na afloop heb je spijt, want dat gelooft ze. Elke keer weer.
De verteller van deze roman kent de regels van het spel. Met overdonderende charme dringt hij binnen in het leven van een vrouw. Als hij eenmaal haar vertrouwen gewonnen heeft, toont hij zijn ware aard.
Van dode mannen win je niet
Walter van den Berg
Uitgeverij De Bezige Bij
ISBN 978023485117
~ ~ ~
Deze boekbespreking is mijn tweede bijdrage voor de bloggersleesclub ‘Een perfecte dag voor literatuur’.
Het volgende boek dat ik voor de bloggersleesclub ga lezen is ‘Wat alleen de roman kan zeggen’, door Oek de Jong. De datum waarop we hierover gaan bloggen is voorlopig vastgesteld op 15 november.
~ ~ ~
update namiddag 30 oktober: ik kan het niet laten om hier een tweet van de auteur zelf te embedden…
@petepel Dankjewel voor die mooie recensie. Je hebt het boek heel aandachtig en scherp gelezen, da’s fijn voor den schrijver.
— Walter van den Berg (@vandenb) October 30, 2013