Plunjebaal:
Tussen alle troep die ik vandaag naar de stort ging brengen zat ook mijn plunjebaal uit mijn militaire diensttijd. Sinds 1985 sjouw ik die zak overal achter me aan. Een enkele keer heb ik ‘m opengemaakt op zoek naar iets bruikbaars. Voornamelijk rond carnaval. De laatste keer zal ergens in 1999 zijn geweest toen we naar de woning verhuisden waar we nu nog steeds woonachtig zijn.
Bij het opruimen van de zolder in de kerstvakantie had ik de zak weer eens in mijn handen. Ik vroeg me af hoe lang ik ‘m eigenlijk moest bewaren. De site van het Ministerie van Defensie gaf uitkomst:
Ben ik verplicht mijn plunjebaal in te leveren?
Artikelen uit uw persoonsgebonden uitrusting of persoonlijke gevechtsuitrusting (PSU/PGU) die u bij het verlaten van de dienst niet hoefde in te leveren, zijn uw eigendom. Deze hoeft u daarom niet meer in te leveren. Dus als u nog een plunjebaal in uw bezit heeft, kunt u deze houden.Bewaarplicht plunjebaal vervallen
Sinds het Ministerie van Defensie nieuwe uniformen in gebruik heeft genomen is de bewaarplicht voor de oude plunjebaal, de PSU (egaal groen), komen te vervallen. U kunt deze houden of weggooien.Weggooien plunjebaal (oude PSU/PGU)
Als u (artikelen uit) uw plunjebaal wilt weggooien, kunt u deze aanbieden aan de grofvuil ophaaldienst van uw gemeente. Als u recent de dienst heeft verlaten, kunt u deze artikelen, met uitzondering van de zogenaamde lijfgoederen (ondergoed, T‑shirts, sokken) ook aanbieden op een Defensie-locatie bij u in de buurt. Dit kan bij de Aangewezen Functionaris (AF) of het Kleding Service Punt (KSP) op de betreffende locatie.
Omdat ik niet bekend ben met een Defensie-locatie bij mij in de buurt besloot ik dus dat de plaatselijke stortplaats de volgende halte voor mijn plunjebaal zou zijn. Zonder nadenken gooide ik ‘m tussen de andere spullen achter in de auto.
Bij de stortplaats aangekomen begon ik alles netjes in de daarvoor bestemde containers te deponeren. Bij de restvuilcontainer raakte ik in gesprek met een van de medewerkers. Hij zag mijn plunjebaal en vroeg of er misschien een pukkel in zat. Daar was hij naar op zoek. Ik moest hem het antwoord schuldig blijven. Het zou goed kunnen maar aangezien ik de zak alweer zo’n vijftien jaar niet meer van binnen had gezien wist ik het niet zeker.
Op het slotje dat de plunjebaal dichthield zat een sleuteltje. Ik vertelde hem dat hij z’n gang kon gaan en zelf ging ik verder met mijn afval in de container te gooien. Het slot bleek niet meer open te gaan. De medewerker keek me vragend aan. Of hij ‘m mocht opensnijden? Waarom niet, was mijn antwoord. Ondertussen was ik ook wel benieuwd geworden wat er in de zak zat. Vreemd dat ik thuis niet de moeite had genomen om ‘m te openen en de inhoud nog een laatste maal te bekijken voordat ik alles weg zou doen.
Met een flinke haal sneed de medewerker de zak open. Alsof hij een dier op de slachtbank had liggen. Samen bekeken we de ingewanden die naar buiten puilden. Wonderbaarlijk goed geconserveerd kwamen allerlei spullen tevoorschijn en daarmee ook in alle hevigheid veel al lang vergeten herinneringen aan mijn diensttijd. In gedachten verzonken bleef ik staan terwijl de medewerker het ene na het andere artikel opzij legde. Een pukkel zat er ook tussen. Intens tevreden met zijn buit gaf hij mij een hand en drukte me op het hart toch zeker wel mijn legitimatieplaatje, sportmedaille en zakmes mee te nemen. Die moest ik niet weggooien. Anders zou ik geen aandenken meer hebben aan ‘die periode die je vormt’. Zo zei hij het. Zelf was hij niet in dienst geweest. Afgekeurd.
Thuisgekomen ben ik eerst een kop koffie gaan zetten en heb daarna wat foto’s gezocht die ik nog bewaard had uit mijn diensttijd. Al snel wist ik dat ik die tijd niet over zou willen doen. Vooral omdat die periode me gevormd had.
